Ontwerp van gemeentelijke verordening betreffende de lozing van huishoudelijk afvalwater, de verplichte aansluiting op de openbare riolering en de afkoppeling van hemelwater afkomstig van particuliere woningen

 

auteur: Vlaamse Milieumaatschappij

(nota milieuraad: zie ook "opmerkingen VVSG")


Situering

Ontwerp van gemeentelijke verordening

Definities

Artikel 1

De openbare weg is voorzien van openbare riolering

Aansluitingsplicht

Artikel 2

Aansluiting zonder individuele voorbehandelingsinstallatie

Artikel 3

Geen openbare riolering aanwezig in de openbare weg

Lozing in oppervlaktewater of in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater

Artikel 4

Lozing in de bodem

Artikel 5

Individuele voorbehandelingsinstallaties

Artikel 6

Maximale afkoppeling en hergebruik van hemelwater

Artikel 7

Aansluiting op de openbare riolering

Artikel 8, Artikel 9, Artikel 10

Strafbepalingen

Artikel 11

Inwerkingtreding

Artikel 12

Slotbepalingen

Artikel 13


Situering

De gemeenten zijn onder meer bevoegd voor de aanleg en het onderhoud van openbare rioleringen, de bouw en de exploitatie van kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties (met een capaciteit kleiner dan 500 IE) en het onderhoud van de onbevaarbare waterlopen van derde categorie en de grachtenstelsels binnen de gemeenten. Met het oog op de rendabiliteit van de uitgevoerde investeringen en de beheersing van overstromingsrisico's, heeft de gemeente er alle belang bij dat de individuele burger de bepalingen in titel II van het Vlarem m.b.t. de lozing van huishoudelijk afvalwater en hemelwater, naleeft.

Om de gemeenten te helpen deze bepalingen afdwingbaar te maken en hen de mogelijkheid te bieden hierop aanvullingen te formuleren, werd door de Vlaamse Milieumaatschappij een ontwerp van gemeentelijke verordening uitgewerkt. Dit ontwerp van gemeentelijke verordening moet de gemeenten de mogelijkheid bieden om, vertrekkende van de uitgewerkte basistekst en rekening houdend met de lokale situatie, een eigen gemeentelijke verordening uit te werken, 'geknipt' op maat van de gemeente.

In het ontwerp van gemeentelijke verordening worden de belangrijkste bepalingen uit titel II van Vlarem m.b.t. de lozing van huishoudelijk afvalwater en hemelwater hernomen. We herhalen ze om nogmaals het belang van deze verplichtingen te onderlijnen. Deze bepalingen zijn bindend en kunnen door de gemeenten niet gewijzigd worden.

Waar mogelijk werden voorstellen tot aanvulling op de bepalingen in Vlarem geformuleerd. Het zijn deze aanvullingen die de VMM nu aan de gemeenten wil voorleggen. De gemeenten zijn vrij deze aanvullingen over te nemen of ze nog verder uit te werken. Het zijn in het bijzonder deze aanvullingen die het specifieke karakter van het gemeentelijke beleid bepalen.

Er wordt in de ontwerptekst een onderscheid gemaakt tussen de bindende bepalingen uit titel II van Vlarem en de aanvullingen die door de gemeenten overgenomen kunnen worden en/of verder uitgewerkt kunnen worden. De bindende bepalingen uit Vlarem II worden in gewoon lettertype weergegeven, de aanvullingen worden in cursief weergegeven.

Ten slotte moet benadrukt worden dat het vooropgestelde ontwerp betrekking heeft op particuliere woningen. De bepalingen die in dit ontwerp van gemeentelijke verordening zijn opgenomen, zijn daarom niet rechtstreeks toepasbaar op vergunningsplichtige inrichtingen.

 

Ontwerp van gemeentelijke verordening

DE RAAD:

Gelet op de artikelen 112, 114, 115, 117, 119, 133 en 135 § 2 van de nieuwe gemeentewet;

Gelet op de wet van 26 maart 1971 inzake de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd, inzonderheid artikel 1,10°;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, zoals gewijzigd, inzonderheid de artikelen 4.2.1.3., §§ 3 en 5, 4.2.7.2.1., 4.3.3.1., § 2, 6.2.1.2. §2 en 6.2.1.3., § 2;

Gelet op de omzendbrief van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling van 31 juli 1996, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 september 1996, met betrekking tot de vaststelling van de code van goede praktijk voor de aanleg van openbare riolen en individuele voorbehandelingsinstallaties;

Gelet op de omzendbrief van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling van 19 december 1996, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 4 februari 1997, met betrekking tot de vaststelling van de code van goede praktijk voor de aanleg van kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties;

Overwegende dat het wenselijk is het oppervlakte- en grondwater te beschermen en dat het daarom noodzakelijk is een gemeentelijke verordening vast te stellen met betrekking tot de lozing van huishoudelijk afvalwater en met betrekking tot huisaansluitingen op de openbare riolen;

 

BESLUIT:

 

Definities

Artikel 1

 

De openbare weg is voorzien van openbare riolering

Aansluitingsplicht

Artikel 2

§1

Wanneer in de openbare weg een openbare riolering is aangelegd, moet het huishoudelijk afvalwater geloosd worden in de openbare riolering. De bouwheer of eigenaar van de woning of het gebouw moet de lozing aansluiten op de openbare riolering en moet voldoen aan de bepalingen van artikel 3.

De bouwheer of eigenaar van de woning dient zijn aanvraag tot aansluiting in bij het college van Burgemeester en Schepenen.

De kosten van de aansluiting vallen ten laste van de aanvrager. Het gemeentebestuur bepaalt de van toepassing zijnde retributie, waarbij in geval van (gedeeltelijk) gescheiden stelsels, een onderscheid gemaakt kan worden tussen aansluitingen op de afvoerleiding voor afvalwater en aansluitingen op de afvoerleiding voor hemelwater.

§2

Een woning of gebouw wordt geacht aansluitbaar te zijn als het ligt aan een openbare weg uitgerust met openbare riolering, mits die riool bereikbaar is zonder de eigendom van derden te betreden. Eventueel moeten niveauverschillen opgelost worden met afvalwaterpompen. Deze aansluitingsplicht geldt ook voor bestaande indirecte lozingen in grondwater voor zover de aansluiting technisch mogelijk is. De eigenaar moet zelf de nodige documenten leveren die deze eventuele technische onmogelijkheid tot aansluiting op de openbare riolering staven.

 

Aansluiting zonder individuele voorbehandelingsinstallatie

Artikel 3

§1

Wanneer de woning of het gebouw in een zuiveringszone A ligt, wordt het huishoudelijk afvalwater bij voorkeur rechtstreeks, m.a.w. zonder individuele voorbehandeling, geloosd in de openbare riolering. Uitzondering hierop vormen deze straten of rioolstrengen waarvoor het gemeentebestuur van oordeel is dat individuele voorbehandeling aangewezen is, gelet op de toestand van het rioolstelsel of de aard van de zuivering.

In uitvoering van deze verordening maakt het College van Burgemeester en Schepenen jaarlijks een lijst bekend van de straten of straatdelen waar de riolering binnen de zuiveringszone A is gelegen.

Variante :

§1

Wanneer de woning of het gebouw in een zuiveringszone A ligt, moet het huishoudelijk afvalwater rechtstreeks, m.a.w. zonder individuele voorbehandeling, geloosd worden in de openbare riolering. Uitzondering hierop vormen deze straten of rioolstrengen waarvoor het gemeentebestuur van oordeel is dat individuele voorbehandeling aangewezen is, gelet op de toestand van het rioolstelsel of de aard van de zuivering.

In uitvoering van deze verordening maakt het College van Burgemeester en Schepenen jaarlijks een lijst bekend van de straten of straatdelen waar de riolering binnen de zuiveringszone A is gelegen.

§2

Wanneer de woning of het gebouw in een zuiveringszone B ligt, worden bestaande septische putten in gebruik gehouden totdat deze zuiveringszone B overgaat in een zuiveringszone A. Op dat ogenblik worden de bestaande septische putten bij voorkeur kortgesloten. Uitzondering hierop vormen deze straten of rioolstrengen waarvoor het gemeentebestuur van oordeel is dat individuele voorbehandeling aangewezen is, gelet op de toestand van het rioolstelsel of de aard van de zuivering.

Het huishoudelijk afvalwater van nieuwe woningen in de zuiveringszone B wordt bij voorkeur rechtstreeks geloosd in de openbare riolering, tenzij het gemeentebestuur van oordeel is dat individuele voorbehandeling aangewezen is, gelet op de toestand van het rioolstelsel of de aard van de zuivering.

In uitvoering van deze verordening maakt het College van Burgemeester en Schepenen jaarlijks een lijst bekend van de straten of straatdelen waar de riolering binnen de zuiveringszone B is gelegen en welk gedeelte van de zuiveringszone B overgegaan is in de zuiveringszone A.

Variante :

§2

Wanneer de woning of het gebouw in een zuiveringszone B ligt, worden bestaande septische putten in gebruik gehouden totdat deze zuiveringszone B overgaat in een zuiveringszone A. Op dat ogenblik moeten de bestaande septische putten kortgesloten worden. Uitzondering hierop vormen deze straten of rioolstrengen waarvoor het gemeentebestuur van oordeel is dat individuele voorbehandeling aangewezen is, gelet op de toestand van het rioolstelsel of de aard van de zuivering.

Het huishoudelijk afvalwater van nieuwe woningen in de zuiveringszone B moet rechtstreeks in de openbare riolering geloosd worden, tenzij het gemeentebestuur van oordeel is dat individuele voorbehandeling aangewezen is, gelet op de toestand van het rioolstelsel of de aard van de zuivering

In uitvoering van deze verordening maakt het College van Burgemeester en Schepenen jaarlijks een lijst bekend van de straten of straatdelen waar de riolering binnen de zuiveringszone B is gelegen en welk gedeelte van de zuiveringszone B overgegaan is in de zuiveringszone A.

 

Aansluiting met individuele voorbehandelingsinstallatie

§3

Wanneer de woning of het gebouw in een zuiveringszone C ligt,dient het huishoudelijk afvalwater verplicht een individuele voorbehandeling te ondergaan alvorens het te lozen in de openbare riolering. Voor bestaande woningen dient minimaal een septische put aanwezig te zijn uiterlijk op 1 augustus 2000. Voor nieuwe woningen dient onmiddellijk een verdergaande biologische behandeling geïnstalleerd te worden die voldoet aan de bepalingen in de "code van goede praktijk". Deze installatie dient onderdeel uit te maken van de bouwaanvraag op straffe van weigering van de bouwvergunning.

Het effluent van de individuele voorbehandelingsinstallatie moet geloosd worden in de openbare riolering.

De individuele voorbehandelingsinstallatie mag geen overloop hebben naar een waterloop of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater.

 

Geen openbare riolering aanwezig in de openbare weg

Lozing in oppervlaktewater of in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater

Artikel 4

Wanneer in de openbare weg geen openbare riolering ligt, mag het huishoudelijk afvalwater geloosd worden in een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater. Die lozing is onderworpen aan de volgende voorwaarden:

  1. Vooraleer het te lozen, moet het huishoudelijk afvalwater een individuele voorbehandeling hebben ondergaan.
  2. Voor bestaande woningen moet als individuele voorbehandeling minimaal een septische put aanwezig zijn. De werking en het onderhoud hiervan moet beantwoorden aan de voorschriften van artikel 6 §2.
  3. Voor nieuwe woningen is evenwel een verdergaande biologische behandeling vereist, die voldoet aan de voorschriften in de "code van goede praktijk". Die installatie maakt verplicht onderdeel uit van de bouwaanvraag, en zulks op straffe van weigering van goedkeuring van de bouwvergunning.
  4. Binnen de perken van de jaarlijks op de begroting voorziene en goedgekeurde kredieten verleent het College van Burgemeester en Schepenen een subsidie voor de aanleg van een individuele voorbehandelingsinstallatie. Deze individuele voorbehandelingsinstallatie dient te bestaan uit een voorbehandeling en een bijkomende (biologische) zuivering. Deze subsidie geldt voor woongelegenheden waarvoor het schepencollege in het kader van de bouwvergunning deze individuele voorbehandeling opgelegd heeft, alsook voor bestaande woongelegenheden die niet kunnen aansluiten op de openbare riolering.
  5. De in de punten 2° en 3° van dit artikel bedoelde voorbehandelingsinstallatie moet onmiddellijk in werking zijn.
  6. De eigenaar moet de lozing van het huishoudelijk afvalwater melden aan het gemeentebestuur.

 

Lozing in de bodem

Artikel 5

Wanneer in de openbare weg geen openbare riolering gelegen is, en evenmin de mogelijkheid bestaat om het huishoudelijk afvalwater te lozen in een oppervlaktewater of kunstmatige afvoerweg voor hemelwater, mag het huishoudelijk afvalwater geloosd worden in de bodem (indirecte lozing in het grondwater). Elke directe lozing in het grondwater van huishoudelijk afvalwater is verboden.

Een indirecte lozing in het grondwater van huishoudelijk afvalwater kan alleen worden toegestaan, mits men in het bezit is van een regelmatig afgeleverde milieuvergunning of melding waarop de volgende voorwaarden van toepassing zijn:

  1. elke lozingsmethode waarbij het afvalwater rechtstreeks in de bodem of in een grondwaterlaag wordt gebracht is verboden;
  2. de indirecte lozing dient te gebeuren via een besterfput die een maximale diepte van 10 meter onder het maaiveld mag hebben;
  3. de indirecte lozing in grondwater van huishoudelijk afvalwater is verboden in gebieden waar rioleringen aanwezig zijn; deze verbodsbepaling geldt niet voor besterfputten die reeds in gebruik waren genomen voor de aanleg van rioleringen, en voor zover de aansluiting op de riool technisch onmogelijk is. De eigenaar moet zelf de nodige documenten leveren die deze eventuele technische onmogelijkheid tot aansluiting op de openbare riolering staven. In de gevallen waar aansluiting technisch wel mogelijk is, dient deze onmiddellijk gerealiseerd te worden;
  4. de besterfput dient gelegen te zijn op een afstand van tenminste:
  5. de besterfput mag geen overloop hebben;
  6. in de besterfput mag enkel sanitair afvalwater geloosd worden. Elke lozing van huishoudelijk klein gevaarlijk afval, zoals afvalolie, verfresten, e.d. is ten strengste verboden;
  7. de besterfput moet uitgerust zijn met een gemakkelijk en veilig bereikbare opening die toelaat monsters te nemen van de materie die zich in de besterfput bevindt;
  8. het huishoudelijk afvalwater dient te worden voorbehandeld in een individuele voorbehandelingsinstallatie alvorens te lozen in de besterfput.

 

Individuele voorbehandelingsinstallaties

Artikel 6

§1

Met betrekking tot de installatie, de werking en het onderhoud van individuele voorbehandelingsinstallaties, moeten de bepalingen in de "Code van goede praktijk" nageleefd worden.

§2

Met betrekking tot het onderhoud van septische putten gelden volgende bepalingen:

  1. de septische put moet jaarlijks geruimd worden;
  2. het lozen van geruimd septisch materiaal in de openbare riolering of collectoren is verboden;
  3. septisch materiaal moet afgevoerd worden naar een openbare waterzuiveringsinstallatie;
  4. enkel de ruimers van septisch materiaal die een overeenkomst voor de aanvoer van septisch materiaal met de NV Aquafin hebben gesloten, mogen septisch materiaal ruimen op het grondgebied van de gemeente. [Zij moeten hiertoe een afschrift van deze overeenkomst bezorgen aan de dienst Leefmilieu/Technische dienst van de gemeente];
  5. het College van Burgemeester en Schepenen zal jaarlijks een lijst publiceren van de ophalers van septisch materiaal die op haar grondgebied septische putten mogen ruimen. Het zal zich daarbij baseren op de lijst van ruimers die een overeenkomst voor de aanvoer van septisch materiaal naar een RWZI hebben gesloten met de NV Aquafin, en die ter beschikking is bij de Vlaamse Milieumaatschappij;
  6. de bewoner van de woning moet als bewijs van de naleving van de verplichtingen sub 1° t.e.m. 3° een kopie van het ruimingsattest afgeleverd door een sub 5° vermelde ophaler overmaken aan de dienst Leefmilieu van de gemeente. Deze kopie moet jaarlijks worden overgemaakt voor uiterlijk 31 januari van het jaar volgend op het jaar waarin de ruiming plaats vond.

 

Maximale afkoppeling en hergebruik van hemelwater

Artikel 7

§1

Hemelwater moet maximaal worden afgekoppeld van de openbare riolering en in de mate van het mogelijke worden hergebruikt.

§2

Bij nieuwbouw of vernieuwbouw is de bouwheer of eigenaar van de woning verplicht een regenwaterput te installeren. Deze regenwaterput moet voldoen aan volgende eisen:

  1. minimum inhoud 5000 liter;
  2. bestaat bij voorkeur uit een bezinktank die kan geruimd worden en een hoofdtank;
  3. minstens de helft van de dakoppervlakte wordt aangesloten;
  4. moet voorzien zijn van een vaste hydrofoorgroep (pomp)

§3

Er mag geen directe verbinding gecreëerd worden tussen het drinkwaternet en het leidingennet aangesloten op de regenwaterput.

§4

Binnen de perken van de jaarlijks op de begroting voorziene en goedgekeurde kredieten, verleent het College van Burgemeester en Schepenen een subsidie verlenen voor de aanleg van een regenwaterput. Deze regenwaterput dient te voldoen aan de voorwaarden sub §2. Deze subsidie geldt voor woongelegenheden waarvoor het schepencollege in het kader van de bouwvergunning deze regenwaterput opgelegd heeft, alsook voor bestaande woongelegenheden die een regenwaterput wensen te installeren.

§5

Het College van Burgemeester en Schepenen verleent een subsidie zoals gespecificeerd sub §7 voor de aanleg van een installatie voor de behandeling van het hemelwater. Deze behandelingsinstallatie dient te voldoen aan de voorwaarden sub §6. Deze subsidie geldt voor woongelegenheden waarvoor het schepencollege in het kader van de bouwvergunning deze regenwaterput opgelegd heeft, alsook voor bestaande woongelegenheden die deze behandelingsinstallatie wensen te installeren.

§6

De behandeling van het hemelwater dient aan volgende voorwaarden te voldoen:

  1. het hemelwater in de hoofdtank dient belucht te worden met een kleine pomp (type aquarium)
  2. voor algemeen huishoudelijk gebruik (toiletten, wasmachine, douche,...) dient het hemelwater een primaire filtratie (filter 5 - 20 micron) te ondergaan.

§7

De subsidie voor de behandeling van het hemelwater bedraagt, mits voorlegging van de factuur en het bewijs van betaling, 80% voor de primaire filter, met een maximum van 3.000 BEF.

§8

Bij aanwezigheid van een gescheiden stelsel wordt de overloop van de regenwaterput aangesloten op het gedeelte van de openbare riolering bestemd voor de afvoer van hemelwater. De overloop van de regenwaterput mag echter ook afgeleid worden naar een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of met behulp van de nodige infiltratievoorzieningen geïnfiltreerd worden in de bodem.

Wanneer echter geen gescheiden stelsel aanwezig is, wordt de overloop van de regenwaterput afgeleid naar een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater, ofwel worden door de bouwheer of de eigenaar de nodige infiltratievoorzieningen uitgebouwd.

Slechts bij ontstentenis van één van deze mogelijkheden mag het hemelwater via een afzonderlijke aansluiting geloosd worden op de openbare riolering mits ter plaatse de nodige berging voorzien wordt om het in de openbare riolering geloosde debiet te beperken.

 

Aansluiting op de openbare riolering

Artikel 8

§1

Het is de bouwheer, eigenaar of wie dan ook ten strengste verboden eigenhandig inkappingen of boringen te verrichten in de openbare riolering of haar aanhorigheden om zelf een aansluiting te realiseren. De aansluitingen worden gemaakt door de bevoegde technische dienst van de gemeente of door een door de technische dienst van de gemeente aangestelde aannemer (doorboring en aansluiting met gresbuizen tot op de grens van het openbaar domein). De kosten van de aansluiting vallen ten laste van de aanvrager, overeenkomstig de bepalingen van het geldende retributiereglement.

§2

Uitzondering wordt gemaakt voor huisvestingsmaatschappijen die, na het indienen van een schriftelijke aanvraag bij het gemeentebestuur, zelf mogen aansluiten, onder toezicht van de gemeentediensten.

§3

De aansluitingen op de rioolbuizen geschieden in algemene regel verticaal in het bovenste deel van het welfsel der buizen. Alleen wanneer de hoogteligging der riolering een dergelijke aansluiting niet toelaat, mag de aansluiting zijdelings in de bovenste helft van de rioolbuis gebeuren. Bij de verticale aansluiting dient men rekening te houden met het mof- en bochtstuk, dit wil zeggen dat de aansluiting slechts 20 cm boven de bovenkant van de rioolbuizen kan beginnen.

Artikel 9

§1

Om op het gemeentelijke rioleringsnet aan te sluiten, moet de bouwheer of eigenaar het door hem nabij de perceelsgrens aangelegd onderzoeksputje aankoppelen aan de door het gemeentebestuur geplaatste en van een sluitring voorziene wachtputje. Dit wachtputje wordt op aanvraag van de bouwheer of de eigenaar van de woning, na onderling overleg, geplaatst tot aan de perceelsgrens.

§2

Voor nieuwbouw of vernieuwbouwwoningen dient een afzonderlijk onderzoeksputje voorzien te worden voor de afvalwaterafvoerleiding en voor de hemelwaterafvoerleiding. Hierbij dient een onuitwisbaar merkteken te worden aangebracht op de onderzoeksputjes om visueel een onderscheid te kunnen maken tussen het onderzoeksputje voor de afvalwaterafvoerleiding en dat voor de hemelwaterafvoerleiding.

§3

De constructie van het onderzoeksputje en de aansluiting op de wachtbuis moeten beantwoorden aan de door het College van Burgemeester en Schepenen vastgestelde voorschriften. Deze voorschriften bevinden zich als bijlage bij dit besluit.

Artikel 10

Na uitvoering van de aansluiting op privaat domein stelt de bouwheer of eigenaar het gemeentebestuur hiervan in kennis, teneinde het bevoegde gemeentepersoneel toe te laten controle uit te oefenen op de naleving van dit reglement.

Bij niet verwittiging van het gemeentebestuur is de bouwheer of eigenaar van de aansluiting verplicht om op zijn kosten de werken uit te voeren die nodig zouden zijn om een controle op de aansluiting te kunnen doen.

Bij vastgestelde sluikaansluitingen vallen de kosten voor controle en de eventuele kosten van de nieuwe aansluiting volledig ten laste van de bouwheer of eigenaar.

 

Strafbepalingen

Artikel 11

Voor zover hiervoor door andere wetten, decreten, algemene of provinciale verordeningen geen bijzondere straffen zijn uitgevaardigd, worden de inbreuken op de bepalingen van deze verordening bestraft met politiestraffen, met name een geldboete van 1 tot 25 frank en/of een gevangenisstraf van 1 tot 7 dagen.

Binnen een door hem vast te stellen termijn kan de politierechter bovendien het herstel van de overtreding bevelen. In geval van niet-uitvoering, zal het gemeentebestuur hiervoor instaan op kosten van de overtreder.

De politierechter kan de overtreder veroordelen tot terugbetaling van de gedane uitgaven, ontstaan ingevolge sluikaansluitingen, en zulks op basis van een door het College van Burgemeester en Schepenen voorgelegde uitgavenstaat.

 

Inwerkingtreding

Artikel 12

De in deze gemeentelijke verordening opgenomen artikels moeten worden nageleefd ten laatste na de inwerkingtreding van deze gemeentelijke verordening.

 

Slotbepalingen

Artikel 13

Een afschrift van deze verordening zal ter goedkeuring gezonden worden naar de provinciegouverneur;

Een afschrift van deze verordening zal ter kennisgeving gezonden worden naar:

update: 11/08/10