Internationale luchthaven Antwerpen

Overlegcomité luchthaven Antwerpen


verslag vergadering 26 juni 2001

(samenvatting)


7. VERSLAG

2. Goedkeuring ontwerpverslag van de vergadering van 28 maart 2001

De heer E. Soenen vraagt hoe het komt dat iemand van de Vlaamse Luchttransportmaatschappij (VLM Airlines) als effectief lid van de luchthavenexploitant optreedt, terwijl de exploitant volgens de milieuvergunning de Dienst Afzonderlijk Beheer voor de Luchthaven Antwerpen is en of dit niet indruist tegen punt 5. van artikel 3, 30 (“...maximum 4 vertegenwoordigers van de exploitant”).

De voorzitter antwoordt dat deze omschrijving in de milieuvergunning algemeen gesteld is en de exploitant niet verbiedt om in zijn vertegenwoordiging ook gebruikers van de luchthaven op te nemen. In het overleg kan hun aanwezigheid trouwens een positieve bijdrage vormen omdat ze de grootste gebruikers zijn van de Luchthaven Antwerpen.

De vergadering keurt het ontwerpverslag unaniem goed.

De vergadering vraagt om in de toekomst het ontwerpverslag sneller te verzenden. De voorzitter neemt hiervan akte.

3. Goedkeuring ontwerp van huishoudelijk regIement

De heer E. Soenen stelt zich vragen bij punt 3.8 inzake openbaarheid. Hij vraagt zich af waarom de vergaderingen van de Overlegcommissie Luchthaven Antwerpen niet openbaar zijn. Hij vraagt zich af hoe dit te rijmen valt met de openbaarheid van bestuur en of er geen regeling kan getroffen worden analoog aan artikel 94 van de Nieuwe Gemeentewet betreffende de gemeenteraadsvergaderingen. Als alternatief voor punt 3.8 wordt volgende tekst voorgesteld “De vergaderingen van de Overlegcommissie Luchthaven Antwerpen zijn openbaar, behalve wanneer het om personen gaat. Zodra een dergelijk punt aan de orde is, beveelt de voorzit(s)ter terstond de behandeling in besloten vergadering.".

De voorzitter antwoordt dat in de milieuvergunning de samenstelling van de vergadering werd vastgelegd, waarbij ook de bewoners vertegenwoordigd zijn via hun vertegenwoordigers en dat de goedgekeurde verslagen door iedere bewoner mogen ingezien worden. Op basis van de goedgekeurde verslagen krijgt deze vergadering een openbaar karakter. De vergadering sluit zich aan bij het antwoord van de voorzitter. Het voorstel van de heer E. Soenen wordt niet overgenomen.

De heer E. Soenen stelt vast dat er geen procedure is voorzien voor de verkiezing van de voorzitter en secretaris en ook niet voor vervangers in geval van afwezigheid door bijvoorbeeld ziekte. Hij stelt voor volgende tekst op te nemen in het huishoudelijk reglement: “De voorzit(s)ter en secretaris alsmede plaatsvervangers worden verkozen voor een termijn van drie jaar door alle aanwezigen van de overlegcommissie, indien minimaal 1/3 van de hoofdelijke vertegenwoordigers aanwezig zijn. De kandidatuur voor voormelde functies dient toe te komen uiterlijk op 1 maart van het jaar waarin de verkiezingen plaatsvinden."

De voorzitter antwoordt hierop dat zij bij afwezigheid vervangen wordt door de secretaris en dat men de provincie Antwerpen gevraagd heeft als neutrale instantie om het voorzitterschap en het secretariaat waar te nemen. De vergadering sluit zich aan bij het antwoord van de voorzitter. Het voorstel van de heer E. Soenen wordt niet overgenomen.

De voorzitter vestigt de aandacht van de leden op de punten 3.3 en 3.7 van het huishoudelijk reglement waarin bepaald wordt dat de uitnodigingen, de ontwerpagenda, het ontwerpverslag en het goedgekeurd verslag zowel aan de effectieve leden als aan alle plaatsvervangers moet toegezonden worden. De overlegcommissie telt momenteel ongeveer 40 leden (effectieve + plaatsvervangers). Om grondstofverspilling, in casu papier, tegen te gaan, stelt de voorzitter voor om enkel naar de effectieve leden deze documenten toe te zenden.

De vergadering stelt voor dat de plaatsvervangende leden enkel de uitnodiging, de ontwerpagenda, het ontwerpverslag en het goedgekeurd verslag toegezonden krijgen als ze dit schriftelijk vragen aan de voorzitter van de overlegcommissie. De punten 3.3 en 3.7 van het huishoudelijk reglement mogen overeenkomstig aangepast worden. Het gewijzigde ontwerp van huishoudelijk reglement zal bij het goedgekeurde verslag van de vergadering van 28 maart 2001 worden gevoegd

Het ontwerp van huishoudelijk reglement, met inbegrip van de gewijzigde punten 3.3 en 3.7, wordt unaniem goedgekeurd.

De heer E. Soenen vraagt zich af of het aantal vliegbewegingen tijdens het jaar 2000 waarop de studie van de geluidscontouren gebaseerd is, wel juist is.

De heer E. Cleirbaut antwoordt dat in de 49.145 bewegingen tijdens de dag er ongeveer 16.000 TMtouch and upTM-vîuchten dubbel moeten verrekend worden, zodat de 66.909 vliegtuigbewegingen juist zijn.

De heer E. Soenen signaleert spraakverstoring tijdens de lessen in de naburige scholen door het geluid van de opstijgende en landende vliegtuigen.

De heer Prof. Dr. J. Thoen antwoordt dat met een betere isolatie kan voorkomen worden dat het geluid voortgebracht door een vliegtuig het geluid van de stem overtreft.

De heer M. Schellens stelt een vraag naar de betrouwbaarheid en de nauwkeurigheid van de berekeningen van de contouren en de geluidsimpact in het berekeningsmodel en hoeveel potentieel gehinderden ten opzichte van het aantal bewoners aanvaardbaar is. Verwijzend naar het volgende agendapunt vraagt de heer M. Schellens zich af of er niet meer dan 4 meetposten nodig zijn voor de validering van de berekeningen.

De heer Prof. Dr. J. Thoen antwoordt dat het bepalen van de grens tot waar het aantal potentieel gehinderden aanvaardbaar wordt geacht, geen wetenschappelijke vraag maar een maatschappelijke vraag is. De afweging tussen de economische belangen en de hinder voor de omgeving is een politieke kwestie. Vooralhet landen en stijgen veroorzaakt geluidshinder. Als de vliegtuigen hun vluchthoogte bereikt hebben veroorzaken ze nauwelijks geluidshinder. Bij het effectief meten van geluid door meetposten is het van belang het geluid van de vliegtuigen te onderscheiden van het ander geluid.

De heer T. Jonckheer vraagt of het mogelijk is de cijfers van de potentieel sterk gehinderden uit te splitsen per district voor wat de Stad Antwerpen betreft zodat ze gecorreleerd kunnen worden met de klachten die men ontvangt.

De heer L. Seghers antwoordt dat de opdracht van de geluidsdeskundigen van de Katholieke Universiteit Leuven moet overeenstemmen met wat in de milieuvergunning opgelegd werd aan de exploitant. Deze studie van de geluidscontouren moet dus uitgevoerd worden binnen de voorwaarden die in deze milieuvergunning opgelegd werden.

4. Goedkeuring ledenlijst

5. Bespreking van de resultaten van de berekende geluidscontouren

De heer Prof. Dr. J. Thoen en mevrouw Ir. V. Meerbergen van het Departement Natuurkunde -Laboratorium voor akoestiek en thermische fysica - van de Katholieke Universiteit Leuven geven een uiteenzetting over de geluidscontouren rond de luchthaven van Antwerpen voor het jaar 2000. Een rapport met de werkwijze en de resultaten van de berekening van de geluidscontouren wordt aan de aanwezigen overhandigd. Uit de resultaten van de berekende geluidscontouren worden onderstaande conclusies getrokken

De heer B. Leemans merkt op dat de vastgestelde waarden gedurende één dag worden uitgevlakt over een periode van 17u00 (6u00 - 23u00). De gemiddelde waarden die men hierdoor bekomt, geven niet de reële hinder weer. Men zou meer moeten meten in functie van de pieken die er zijn ‘s morgens, ‘s middags en ‘s avonds.

De heer Prof. Dr. J. Thoen antwoordt dat het verband tussen een bepaald geluidsniveau en de hinderscore werd bepaald door middel van enquêtes. Deze hinderscore blijft altijd een individuele appreciatie Op deze manier wordt een globale hindermaat vastgelegd om te bepalen hoe hinderlijk het geluid van de luchthaven is. Voor het meten in functie van de pieken is momenteel geen betrouwbare meetmethode. Het beleid moet zich richten op het reduceren van de globale geluidshinder enerzijds en de maximale waarden anderzijds. Dit omvat concreet een brongerichte aanpak door bepaalde lawaaierige vliegtuigtypes te verbieden en het vermijden van scherpe hoge tonen die veel hinderlijker zijn dan de lage tonen.

De heer P. Brinckman vraagt of de helikoptervluchten geschrapt werden uit de studie.

De heer Prof. Dr. J. Thoen antwoordt dat het zeer moeilijk is om de vluchtroute van de helikopters te bepalen en dat ze daarom aanzien werden als vliegtuigvluchten in de studie.

6. Bespreking van de installatie (ligging, opvolging) van de vaste meetposten.

De heer Prof. Dr. J. Thoen en mevrouw Ir. V. Meerbergen van het Departement Natuurkunde -Laboratorium voor akoestiek en thermische fysica - van de Katholieke Universiteit Leuven geven een uiteenzetting over de inplanting van de meetposten. Een plan met de inplantingplaatsen wordt verdeeld onder de aanwezigen van de vergadering.

Langs de kant Berchem (start-landingsbaan 11) worden twee masten met microfoon voorzien

Langs de kant Borsbeek (start-landingsbaan 29) worden eveneens twee vaste meetposten voorzien

Op basis van de vliegroutes is men op zoek gegaan naar een geschikte plaats voor deze meetposten. Er zijn telkens 2 meetposten nodig die in elkaars verlengde liggen om op basis van de vlucht- en radargegevens te kunnen bepalen wat men meet. De meetposten worden op een hoogte van 3 à 6 meter geplaatst om zoveel mogelijk storende geluiden te weren. Deze meetposten worden in de loop van augustus 2001 aanbesteed en zullen tegen maart-april 2002 operationeel zijn. Er moet nog wel een instantie aangeduid worden die belast zal worden met de analyse van de meetgegevens

De heer E. Soenen vraagt of de meetresultaten van deze vaste meetposten niet beschikbaar kunnen gesteld worden via het internet.

De heer Prof. Dr. J. Thoen antwoordt dat men zonder omzetting en interpretatie van deze gegevens in een daartoe uitgerust labo er weinig mee kan doen. De meetposten worden op relatief stille plaatsen geïnstalleerd om zoveel mogelijk achtergrondgeluiden te vermijden en de zeer lage geluidsniveaus worden genegeerd omdat men anders een te groot aantal onbruikbare gegevens zou opslagen.

7. Bespreking van de resultaten van het klachtenregister aangelegd door het Provinciaal Instituut voor Hygiëne

Door de heer E. Cleirbaut, adjunct-Iuchthavencommant, wordt een lijst met de klachten, ontvangen op de luchthaven tijdens het jaar 2001, aan de aanwezigen overhandigd.

De heer M. Schellens van het Provinciaal Instituut voor Hygiëne licht de resultaten van het klachtenregister aangelegd door het Provinciaal Instituut voor Hygiëne toe. Er werd slechts één klacht ontvangen met betrekking tot kerosinedampen. Klachten over geluidshinder werden niet ontvangen bij het Provinciaal Instituut voor Hygiëne.

De voorzitter stelt vast dat de kIachtenbehandelingsprocedure die werd afgesproken tijdens de vergadering van 28 maart 2001 niet wordt gevolgd. Zij vraagt alle betrokkenen, en in het bijzonder de gemeentebesturen en de luchthaven Antwerpen, om de afgesproken procedure toe te passen en de klachten door te geven aan het Provinciaal Instituut voor Hygiëne. Bij ontvangst van een klacht moet men trachten al de gegevens met betrekking tot de verschillende parameters te verzamelen.

Mevrouw A. Creemers stelt dat het nuttig is aan de klager uit te leggen waarom men al de gegevens vraagt om de argwaan bij de klager te vermijden. Zij vindt dat het de taak van de gemeentelijke overheid is om de doelgroepen in te lichten via publicatie ervan in het gemeentelijk informatieblad bijvoorbeeld.

De heer B. Leemans meent dat de drempel zo laag mogelijk moet gehouden worden en dat het gebruik van een e-mail adres nuttig is

De heer P. Van Dyck signaleert dat de laatste tijd het aantal helikoptervluchten toegenomen zijn en dat deze zeer hinderlijk zijn inzake geluidsoverlast.

De heer E. Cleirbaut antwoordt dat veel vluchten door helikoptermaatschappijen georganiseerd worden zonder dat de luchthaven Antwerpen hiervan iets afweet en dat deze helikopters dan ook niet opgestegen zijn op de Luchthaven Antwerpen.

De heer E. Soenen heeft volgende opmerkingen over de huidige manier van klachtenbehandeling

De voorzitter antwoordt dat tijdens de vergadering van 28 maart 2001 werd overeengekomen dat alle klachten zouden gecentraliseerd worden bij het Provinciaal Instituut voor Hygiëne waardoor tegemoet gekomen wordt aan de bezwaren van de heer E. Soenen. Momenteel functioneert het klachtenregister evenwel nog niet behoorlijk.

De heer P. Van Dyck signaleert de klacht over de geurhinder door kerosine.

Deze klacht is momenteel in onderzoek bij het Provinciaal Instituut voor Hygiëne.

8. Bespreking van het overzicht van de nachtvluchten.

Door de heer E. Cleirbaut, adjunct-Iuchthavencommandant, wordt de lijst met de uitbreiding van de openingsuren rondgedeeld.

De vergadering heeft geen opmerkingen hierover.

9. Varia

De heer P. Van Dyck deelt mede dat voor de aanleg van een ringweg ter beveiliging van de luchthaven nog altijd hopen tarmac gestapeld worden naast de sportvelden van de gemeente Mortsel. Hij vraagt aan de luchthavenautoriteiten deze onmiddellijk te verwijderen omdat de gemeentelijke overheid anders zal overgaan tot het vaststellen van deze overtreding.

[terug]

laatste wijziging: 17/08/10