Advies ontwerp ruimtelijk structuurplan Mortsel

Advies Milieu Advies Raad:

Inleiding:

Het ruimtelijk structuurplan beschrijft de visie van een gemeente op de toekomst: hoe willen we wonen en werken, waar leggen we groene ruimten vast, waar is plaats voor cultuur en recreatie, hoe ziet de mobiliteit eruit?

Het vorige ontwerp ruimtelijk structuurplan werd om procedurele redenen negatief geadviseerd door het provinciebestuur en werd in aangepaste vorm, rekening houdend met de verschillende adviezen, terug aan het gemeentebestuur en de bevolking (openbaar onderzoek) voorgelegd

Dit nieuwe 'ontwerp gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Mortsel' werd voorlopig vastgesteld in de gemeenteraad van 27 juni 2006.

Het verplicht openbaar onderzoek liep van 31 juli 2006 tot en met 28 oktober 2006.

Na afloop van het openbaar onderzoek bundelt en coördineert de GECORO alle adviezen, bezwaren en opmerkingen. Binnen zestig dagen na het einde van het openbaar onderzoek brengt ze een gemotiveerd advies uit bij de gemeenteraad. Pas dan kan de gemeenteraad het structuurplan definitief vaststellen. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan treedt pas in werking na de goedkeuring door de bestendige deputatie of het Vlaams Gewest.

De Adviesvraag:

De milieuraad brengt op eigen initiatief onderstaand unaniem advies uit.

Advies milieuraad van 12 oktober 2006:

Wonen in de stad…

Milieuraad vraagt dat er enkel woningen komen in zones en gebieden waar het weefsel leefbaarder gemaakt kan worden. Het aantal woningen moet gekozen worden op basis van een woonbehoeftestudie. De typologie van woningen en kavels dient afgestemd te worden op een aanvaarbare sociale mix.

Motivatie:

In het ruimtelijk structuurplan wordt de verstedelijkingsdruk nefast genoemd voor de natuurwaarde en legt het een hypotheek op de groene ruimte.

De woningdichtheid binnen de stadsgrenzen (tot 33 woningen/ha) overtreft nu reeds de gewestelijke norm (25 woningen/ha) voor stedelijk gebied. Toch wordt in het ruimtelijk structuurplan meer aandacht besteed aan de uitbreiding van de woonzone dan aan het behoud van de resterende open plekjes in de stad.

De milieuraad is van oordeel dat het stadsbestuur eerst en vooral een conforme woonbehoeftestudie dient uit te voeren zodat de stad op een gemotiveerde wijze kan beslissen of er nood is aan het aansnijden van de bestaande open ruimtes én aan welke type woning er nood is. (In het advies van de Provinciebestuur wordt ook gewezen op de onvolledige woningprogrammatie).

Algemeen wordt aangenomen (zie p 149 van het GRS) dat het aantal beschikbare woningen de nood dekt, doch dat de beschikbare types van woningen niet overeenstemt met de vraag.
Opwaardering en aanpassing (door renovatie, invulbouw en vervangbouw) aan de huidige behoefte van het huidige woningbestand dient daarom de eerste prioriteit te zijn.
Vervolgens dient men de maximale benutting van de restpercelen na te streven. Fiscale maatregelen tegen onbebouwde percelen in de wijken kunnen het beleid hierbij ondersteunen. Met de uitvoering van bovenstaande maatregelen vervalt mogelijk de motivatie om steeds opnieuw meer te verkavelen.

De milieuraad vraagt dat er 'bijzondere gebieden' aangeduid worden voor woonvernieuwing- of woningbouw waardoor sociale woongelegenheid bevorderd kan worden en leegstand of verkrotting kan bestreden worden door gebruik te maken van het voorkooprecht door stad, OCMW of sociale huisvestingsmaatschappijen (deze gebieden dienen dan nog door de Vlaamse minister erkend te worden).
In hetzelfde perspectief dienen we te wijzen op de mogelijkheid om het ‘ sociaal beheerrecht’ uit te oefenen op conforme woningen op de lijst van leegstaande gebouwen en op woningen die als ongeschikt of onbewoonbaar staan geïnventariseerd

De stad dient te streven naar een aanvaardbare sociale mix binnen de verschillende wijken.
Bouwpromotoren verplichten om bij verkavelingen een deel van de gronden voor te behouden voor goedkope kavels of sociale woningen is niet meer mogelijk omdat De Raad van State een hele reeks van die verplichtingen vernietigd heeft.(regels van ruimtelijke ordening moeten betrekking hebben op de ordening van de ruimte, niet op de herverdeling van inkomens of het voeren van een sociale politiek).
De gemeente kan bijvoorbeeld wel opleggen dat een percentage van de kavels ‘kleine kavels’ moeten zijn. De milieuraad vraagt om deze verplichting op te nemen in het ruimtelijk structuurplan.

woonuitbreidingsgebied Lieve GruyaertstraatVoor de milieuraad lijkt het woonuitbreidingsgebied aan de Lieve Gruyaertstraat geen goede locatie voor de inplanting van nieuwe sociale woningen. Bijkomende sociale woningen dienen geïntegreerd te worden binnen bestaande verkavelingen zodat er een goede sociale mix ontstaat in de wijken.

In het ruimtelijk structuurplan staat nu slechts het engagement “Wonen boven winkels” te ‘stimuleren’. De praktijk wijst uit dat ‘stimuleren’ nauwelijks effect heeft. Daarom dient het plan meer concrete maatregelen te voorzien, zoals het verplicht voorzien van een aparte ingang vanaf de straat naar de woningen boven de winkels.

Financiële overwegingen mogen geen vrijgeleide zijn om projecten uit te voeren ten koste van de natuurwaarde van de stad. Het verkopen van open- en groene ruimte voor de financiering van infrastructuurprojecten is geen daad van behoorlijk bestuur.

Ruimteboekhouding…

Milieuraad vraagt dat in het RSP een ruimtebalans wordt opgenomen.

Motivatie:

De milieuraad vraagt om in het ruimtelijk structuurplan, analoog aan het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, een ruimteboekhouding of een ruimtebalans (zoals bv. in het ruimtelijk structuurplan van de gemeente Hove) op te stellen. Een dergelijk instrument stelt de stad in staat de evolutie van het ruimtegebruik binnen de stad op te volgen en hieraan beleidsopties te koppelen, zoals het invoeren van een norm voor minimaal beschikbaar groen in de woonwijken.

kaart natuurwaarde fort 4Fort 4…

Milieuraad wenst geen bebouwing op het buitenglacis van Fort 4

Motivatie:

De Fortengordel en specifiek Fort 4 zijn unieke monumenten die in Europa hun weerga niet hebben. Ze moeten dan ook maximaal gerespecteerd en gevrijwaard worden. Heel de Mortselse fortsite dient als één geheel gezien te worden. Noch aan binnen- of buitenglacis mag geraakt worden. De eerste functie van het fort is echter de “groene long” van de stad te zijn.

Het zou een historische vergissing zijn de buitenglacis nog verder te bebouwen en zo het zicht op het monument te belemmeren én het oorspronkelijk uitzicht van het monument verder te verminken.

Gezien het “masterplan” nooit goedgekeurd werd in een gemeenteraadszitting kan er niet naar verwezen worden als beleidsdocument. Het is daarom noodzakelijk om de doelstellingen voor fort 4 gedetailleerd op te nemen in het ruimtelijk structuurplan.

parking achter stadhuisDe parking achter het stadhuis moet op een volwaardige manier deel gaan uitmaken van het fort.
De bebouwing van de parking achter het stadhuis zoals gepland in de ontwerpstudie zal daarom nooit de goedkeuring van de milieuraad kunnen wegdragen:

Gezien de ligging van Fort 4 in de directe nabijheid van het centrum en gezien zijn functie moet gezorgd worden voor een optimale relatie tussen Fort en centrum. Het Fort moet ’in zicht’ komen wat kan gebeuren door een gepaste inrichting van de huidige parking en door het creëren van een poort naar het Fort. Eventuele (zeer) beperkte bebouwing van de parking moet in directe functionele relatie staan met het Fort.

De bestemming van fort 4 (zowel buitenglacis, als binnenfort) staat in het ontwerp ruimtelijk structuurplan niet duidelijk omschreven.

De milieuraad wenst dat harmonisch parkbeheer met de klemtoon op natuurontwikkeling de basis vormt van deze doelstellingen.

turnhalDe redenering dat nieuwe bebouwing op de buitenglacis van het fort gecompenseerd wordt door het afbreken van loodsen, is niet aanvaardbaar. Deze loodsen en de tennisinfrastructuur horen nu reeds niet thuis op het fort (zonevreemd), en kunnen dus niet als pasmunt aanzien worden. Bovendien wordt in de studie van de fortengordel door Stramien gesteld dat landschappelijke kwaliteit gevrijwaard moet blijven.

De bouw van een turnhal naast de bestaande sporthal lijkt niet meer te stuiten, maar moet dan de laatste bijkomende bebouwing zijn in deze zone.
Het is niet duidelijk wat bedoeld wordt met ‘afwerking van het bouwvolume van het zwembad’. Gezien ‘afwerking’ in stadsjargon steevast synoniem is voor extra bebouwing, kan dit geen goedkeuring van de milieuraad wegdragen.

Het stadsplein…

Milieuraad wenst geen bebouwing op de parking langsheen het buitenglacis, dit omwille van de historische en natuurlijke waarde van het buitenglacis. De 6e krachtlijn is dus voor de Milieuraad onaanvaardbaar. Voorts krijgt de groene invulling van het Stadsplein onvoldoende aandacht. Er is enkel aandacht voor het eventueel bebouwen van het Stadsplein.

Motivatie:

De milieuraad is voorstander om het huidige tweeledige plein voor het stadhuis te verenigen tot een samenhangende ruimte zonder doorgaand verkeer (zowel auto’s als openbaar vervoer) dwars door het plein.

De milieuraad wenst dat het plein een ‘groenere’ invulling krijgt zodat het ganse plein een rustiger, natuurlijker en aangenamer karakter krijgt.

De behoefte aan bebouwing (wonen, winkels, horeca, ...) op het stadsplein wordt in het structuurplan slechts vaag en weinig overtuigend verantwoord. Er wordt enkel gesteld dat gebouwen het plein levendiger en intiemer zullen maken.
Een eventuele (zeer) beperkte bebouwing van het stadsplein moet, net zoals gesteld is bij fort 4, in directe functionele relatie staan met de functie van deze ruimte: een aangenaam plein zijn. In de praktijk zal dit dus enkel kunnen resulteren in het invullen en aanpassen van de buitenrand van het plein.
Kan het plein echt niet levendiger en aangenamer gemaakt worden dan door extra bebouwing in te plannen?

In de ruimtelijke planning zou het gebied Gemeenteplein, Statielei, Stadsplein als één geheel behandeld moeten worden. Er dient eerst een overkoepeld plan opgesteld te worden met respect voor alle vervoersmodi alvorens overgegaan wordt aan tot de aanbesteding van bepaalde deelprojecten.

Het ruimtelijk structuurplan omschrijft het station met tram- en busknooppunt als een “bestemmingspunt”. De aanwezigheid van een parking voor de gebruikers van het openbaar vervoer is aangewezen, temeer daar de instroom van reizigers gunstig is voor het voortbestaan van het station op de huidige, centrale ligging.

stadsplein

Park ‘Oude God’…

Een publiek toegankelijk, groen en recreatief parkgebied…

Motivatie:

De bestemming van de oude begraafplaats “oude god” maar ook de aangrenzende sport en recreatieterreinen vormen volgens het huidige BPA“groengebieden” met een totale oppervlakte van 4,6 ha. Dit BPA stelt dat “Deze groengebieden zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van het natuurlijke milieu. Ze zijn eveneens bestemd voor het scheppen van een aangenaam en fraai woonklimaat”.

Gezien dit gebied de laatste grote beschermde open ruimte is in het centrum van Mortsel, wenst de milieuraad dat deze ruimtelijke typering in het nieuwe ruimtelijk structuurplan compromisloos bestendigd wordt. De milieuraad apprecieert het dat in het plan semi-openbaar (niet toegankelijk) groen zoals de huidige sportaccommodatie voor iedereen toegankelijk zal worden.

Het algemeen belang is gediend met een aangenaam parkgebied.

De milieuraad vraagt om het gebied te voorzien van groene ingangen die uitnodigend, zichtbaar en aantrekkelijk dienen te zijn.

Ook de verbeterde toegang tot de zone via de Edegemsestraat is een pluspunt in het ontwerp.

BPA centrum 2-3-480 % van de groengebieden en de gebieden voor sport, spel behouden als publiek toegankelijke open groene ruimte.

De formulering “minimum 80 % van de groengebieden en de gebieden voor sport, spel, enz… – zoals in het huidige BPA-centrum (deel 2-3-4-) voorzien - behouden te worden als publiek toegankelijke open groene ruimte” in het bindend gedeelte van het ruimtelijk structuurplan leidt vaak tot verwarring en discussie.
Daarom adviseert de milieuraad om de tekst te wijzigen in volgende ondubbelzinnige formulering: “op het projectgebied (tussen de assen van de straten) moet minstens 4,6 ha gevrijwaard blijven als vrij toegankelijke én niet verharde open ruimte. Het gebied dient ingericht te worden als publiek toegankelijk parkgebied met mogelijkheden voor recreatieve sportbeoefening en zachte recreatie voor de buurt”.

(Park)School, sport, jeugdbeweging, parkeren, buitenschoolse kinderopvang, seniorenflats…)…

Door het schoolproject te integreren in het parkgebied krijgt de geplande scholencampus een meerwaarde. Het is positief dat kinderen kunnen opgroeien in een “groene” omgeving. De dimensionering van het schoolproject dient wel bekeken te worden.

Het principe van het centrale scholenproject zorgt voor een concentratie van de leerlingen wat de efficiëntie vergroot, maar veroorzaakt ook een concentratie van verkeer, met de daarbij horende overlast. Het belangrijke sociale weefsel in de wijken dat rond de scholen ontstaat, gaat ook verloren bij de keuze voor een centrale schoolinfrastructuur.

Door de beperkte afstand tussen de huidige vestigingen is het ook mogelijk de scholen op hun oorspronkelijke plaats te behouden en ze via veilige en groene wandel- en fietswegen met elkaar te verbinden om zo mensen en middelen te delen.

Op p. 164 van het richtinggevend gedeelte wordt gesteld dat “Voor de te realiseren “parkschool” (een samenvoeging van kleuterschool De Perenpit, en lagere scholen Lusthovenlaan en Sint-Lutgardis) werd reeds een beslissing door de gemeenteraad genomen”. Deze bewering is fout, er is in 2003 enkel door het college van burgemeester en schepenen beslist over het oprichten van een scholengemeenschap én niet over de plaats waar deze moet komen.

Draagkracht voor de omgeving en hoogte van de nu bestaande gebouwen…

Er dienen in het ruimtelijk structuurplan duidelijkere richtlijnen ingeschreven te worden om hoogbouw in het plangebied uit te sluiten. De maximale bouwhoogte van eventuele bebouwing dient uitgevoerd te worden als een zachte overgang naar de aanpalende gebouwen.
De formulering “rekening houden met …de hoogte van de nu bestaande gebouwen (het gabariet van omliggende huizen)” is niet eenduidig en geeft de toekomstige plannenmakers een zeer flexibel kader. De term “gabariet” duidt namelijk op de maximale afmetingen, in het geval van het parkgebied is dit 7 bouwlagen hoog.

Andere bedenkingen…

De milieuraad begrijpt niet dat de opstellers van het ruimtelijk structuurplan in het richtinggevend gedeelte enerzijds stellen dat “Belangrijke bestaande groengebieden met recreatieve voorzieningen (terreinen Oude God, …), momenteel gelegen in woongebied, dienen als parkgebied te worden ingericht.” en anderzijds in het bindend gedeelte toch bebouwing toelaten op terreinen Oude God .

Er dient onderzocht te worden of er een nood is aan bijkomende winkelruimte én of deze optimaal gelokaliseerd is door ze in te planten in het plangebied “Oude God”.

Gezien het ontbreken van een breed maatschappelijk draagvlak voor de plannen van het stadsbestuur lijkt het voor de milieuraad aangewezen om geen permanente invulling voor het plangebied te voorzien. De milieuraad stelt voor om het ganse gebied te verfraaien en de volgende generaties de kans te geven om over de invulling van deze waardevolle open ruimte te beslissen.

De gemeentelijke werf en het recyclagepark…

De nieuwe gemeentelijk werf en het recyclagepark dienen niet noodzakelijk op dezelfde plaats te liggen.
Het recyclagepark moet centraal in de stad komen te liggen.
De milieuraad vraagt een minimumnorm voor groen bij een inbreidingsproject op de huidige gemeentelijke werf.

Motivatie:

recyclageparkDe huidige werf aan de Sint-Benedictusstraat wordt in het ruimtelijk structuurplan erg duidelijk aangeduid als wooninbreidingsproject. Wat de nieuwe locatie van de stedelijke werf en het recyclagepark dient te worden is totaal onduidelijk. (in het plan worden enkel zeer algemene criteria vermeld met betrekking tot de keuze van een mogelijke locatie van de werf/recyclagepark)

Het ruimtelijk structuurplan dient de vestigingscriteria voor beide stedelijke diensten te beschrijven.

De nieuwe locatie van het recyclagepark dient centraal in de stad gelegen te zijn, zodat ze eenvoudig bereikbaar is zonder gebruik te moeten maken van de auto.

De werf dient niet noodzakelijk op dezelfde plaats gesitueerd te worden als het recyclagepark.

In de beschrijving van het woonuitbreidingsproject “gemeentelijke werf” maakt men melding van “semi-openbare groene ruimte”. De milieuraad vraagt om deze formulering duidelijker én eenduidig te maken. Er dient een minimumnorm voor “groen” in dit gebied opgenomen te worden.

kerkhof Mortsel DorpMortsel dorp…

Kerkhof Mortsel Dorp dient in het ruimtelijk structuurplan integraal omschreven te worden als kerkhof, eventueel met nabestemming parkgebied.

Natuur en natuurverbinding bewaren…

Het woonuitbreidingsgebied aan de “Lieve Gruyaertstraat” (Koeisteerthof 1) dient integraal als groene zone gevrijwaard te blijven. De zone is een belangrijke ‘groene vinger’ in de stad.

De spoorwegbermen naast de bestaande spoorlijnen dienen ingekleurd te worden als natuurverbindingsstroken. Door hun migratiestrook.
De zone achter de begraafplaats aan de Krijgsbaan dient omschreven te worden als groen- en passieve recreatiezone maar mag niet aangewend worden voor de inplanting van sportinfrastructuur.

woonuitbreidingsgebied aan de “Lieve Gruyaertstraat”

Groene fiets- en wandelverbindingen bevorderen…

De aanwezigheid van fiets- en wandelverbindingen in het plan worden als positief aanzien, maar kunnen nog verder ontwikkeld worden.

Verdwenen en bestaande (soms bedreigde) trage wegen dienen opgenomen te worden in het plan. Ze bepalen in belangrijke mate mee de lokale ruimtelijk structuur en verzorgen verbindingen tussen wijken.

Krijgsbaan en Vredebaan…

Verkeersdoorstroming op de as moet gewaarborgd worden.

Motivatie:

De Krijgsbaan en Vredebaan inrichten als stedelijke boulevard is een goede zaak maar de doorstroming door Mortsel moet wel beter verzekerd worden dan deze die nu via de Antwerpsestraat (niet)verzekerd is. Het gaat hier immers niet over een toegangsweg richting Antwerpen maar een ringweg voor Antwerpen. Men moet hier dus niet het autoverkeer dusdanig ontmoedigen maar het op een vlotte manier door Mortsel loodsen.

Sport en recreatie binnen de wijken…

Er dient in het ruimtelijk structuurplan meer aandacht geschonken te worden aan de inplanting van sport- en recreatiemogelijkheden die ingebed zijn in de verschillende stadswijken.

zonneboiler stadhuisDuurzaamheid…

De milieuraad vraagt om de toepassing van duurzame energiebronnen over gans het grondgebied mogelijk te maken.

Motivatie:

www.turby.nlDe milieuraad vraagt om in het ruimtelijk structuurplan gebieden te voorzien waar windenergie opgewekt kan worden (beslissing Vlaamse regering van 12 mei 2006 - omzendbrief voor de inplanting van windturbines).

De milieuraad vraagt om in het ruimtelijk structuurpan expliciet richtlijnen op te nemen voor bestaande en nieuwe verkavelingsplannen en –vergunningen die borg staan voor een duurzamere ruimtelijke ordening. Er wordt gedacht aan o.a.:

windplan Mortsel

Gevolg Gemeentebestuur Mortsel:

Collegebeslissing van 19/02/2007:

Het advies van de milieuadviesraad werd door de GECORO behandeld en voor een groot deel opgenomen in het standpunt van de GECORO dat werd overgemaakt aan de gemeenteraad. De gemeenteraad keurde het ruimtelijk structuurplan Mortsel goed op 19-12-2006 waarbij werd rekening gehouden met het standpunt van de GECORO.

Meer info:

advies milieuraad 12/10/2006 advies Provincie Antwerpen 16/11/2006 advies GECORO 06/12/2006 beslissing gemeenteraad 19/12/2006
Krijgsbaan en Vredebaan: verkeersdoorstroming op de as moet gewaarborgd worden.   Het is duidelijk dat de standpunten over de verkeersafwikkeling op de gewestwegen soms sterk uiteenlopen. De gecoro is voorstander van de aanleg van aantrekkelijke stadsboulevards met een efficiënte openbaar vervoerinfrastructuur en veilige oversteekbaarheid (zie ook het advies over fase 2 van de heraanleg N10 van 6-06-2006). Er moet echter ook aandacht besteed worden aan de vlotte verkeersafwikkeling. Deze problematiek stopt niet aan de gemeentegrenzen en moet bovenlokaal worden aangepakt in samenspraak met het Vlaams Gewest, de buurgemeenten, de Lijn,…
De gecoro adviseert de stad Mortsel om een studie te vragen aan het Vlaams Gewest met betrekking tot de verkeersafwikkeling in de zuidoostelijke rand rond Antwerpen, waarin alle vernoemde knelpunten in de verschillende gemeenten (Mortsel, Boechout, Borsbeek, Kontich, Edegem en Antwerpen) worden opgenomen.

De gecoro adviseert de stad Mortsel om een studie te vragen aan het Vlaams Gewest met betrekking tot de verkeersafwikkeling (privé en openbaar vervoer) in de zuidoostelijke rand rond Antwerpen (Mortsel, Boechout, Borsbeek, Kontich, Edegem en Antwerpen).
Er moet ter zake een duidelijk beleid ontwikkeld worden voor de hele rand. De adviezen en bezwaarschriften tonen aan dat hierover geen duidelijke consensus bestaat. Aangezien verschillende gemeenten betrokken zijn en het deels ook over een Vlaamse bevoegdheid gaat, is een onderzoek en een beleid op Vlaams niveau nodig.

De vraag aan het Vlaams Gewest tot opmaak van een studie met betrekking tot de verkeersafwikkeling in de zuidelijke rand rond Antwerpen werd reeds gesteld, de offertes zijn ingediend, eerstdaags zal een studiebureau aangeduid worden en thans is de streefbeeldstudie R11 reeds in opmaak. Dergelijke studies zijn van groot belang voor de opmaak van de verschillende Ruimtelijke Uitvoeringsplannen.
Voor Mortsel werd op 24 juni 2003 door de gemeenteraad goedkeuring gehecht aan het beleidsplan (fase 3- bij de opmaak van het mobiliteitsplan. M.b.t. de gewenste verkeers- en vervoersstructuur verwijst het GRS naar het mobiliteitsplan.
Milieuraad wenst geen bebouwing op het buitenglacis van Fort 4.

Milieuraad wenst geen bebouwing op de parking langsheen het buitenglacis, dit omwille van de historische en natuurlijke waarde van het buitenglacis.

In de bindende bepalingen worden een aantal randvoorwaarden vastgelegd omtrent de projecten ‘Stadsplein’ en ‘Oude God’. In het stadsproject ‘Stadsplein’ voorziet Mortsel bijkomende woningen in woon- en parkgebied. Deze woningen worden voorzien op de huidige parking gelegen in de fortmantel van fort 4. De provincie wijst erop dat fort 4 in het RSPA geselecteerd is als een provinciaal baken. Het provinciaal beleid met betrekking tot bakens is erop gericht zoveel mogelijk het behoud van het baken en de zichtrelaties van het baken met de omgeving te behouden. Bij de verdere uitwerking van het wonen in de fortmantel dient de gemeente er dan ook over te waken dat de zichtrelatie tussen het fort en zijn omgeving niet wordt verstoord. Fort 4: de gecoro is van mening dat nieuwe bebouwing niet thuishoort op het buitenglacis Bij de verdere uitwerking van het wonen in de fortmantel zal de gemeente bij de opmaak van het Ruimtelijk Uitvoeringsplan er over waken dat de zichtrelatie tussen het fort en zijn omgeving niet wordt verstoord.
    Fort 4: om duidelijkheid te scheppen is het aan te bevelen dat ofwel het masterplan of de aan het grs gelieerde delen, bij het grs gevoegd worden, ofwel dat de term ‘masterplan’ wordt vermeden en dat enkel het beoogde beleid wordt toegelicht. Ofschoon het Masterplan Fort 4 niet door de gemeenteraad werd goedgekeurd doch enkel ter kennisname werd voorgedragen, houdt het ontwerp GRS rekening met deze studie. Een ruimtelijk uitvoeringsplan zal de concrete ruimtelijke richting aangeven voor de ontwikkeling van het fortgebied.
De nieuwe gemeentelijk werf en het recyclagepark dienen niet noodzakelijk op dezelfde plaats te liggen.
Het recyclagepark moet centraal in de stad komen te liggen.
De milieuraad vraagt een minimumnorm voor groen bij een inbreidingsproject op de huidige gemeentelijke werf.
  De gecoro is voorstander van een recyclagepark aan de rand, goed bereikbaar met de auto zonder overlast voor de woonwijken, aangevuld met één of meerdere kleinere recyclagepunten die goed bereikbaar zijn te voet of met de fiets. Werf en recyclagepark hoeven niet aan elkaar gekoppeld te worden. De problematiek inzake het recyclagepark wordt uitgebreid verwoord in het ontwerp gemeentelijk structuurplan. Het structuurplan gaat op pagina 168 en pagina 213 specifiek in op een herlocalisatie van de dienst stadswerken en het recyclagepark.
Ofschoon een nieuwe locatie nog niet kan worden aangeduid, worden wel reeds enkele criteria betreffende inplanting opgesomd.
Op de huidige site “De Werf” kan een inbreidingsproject worden gerealiseerd. Dit project kan slechts worden verwezenlijkt indien een alternatieve locatie wordt gevonden voor de bestaande activiteiten. De huidige programmatorische driedeling van de Werf vraagt een specifiek locatiebeleid.
Terwijl het nieuw gemeentelijk recyclagepark en de dienst stadswerken moeten voldoen aan een maximale bereikbaarheid en een minimale overlast voor omwonenden, kunnen de overige administratieve gemeentelijke technische diensten best aansluiten bij de bestaande gemeentelijke administratieve voorzieningen.
    De gecoro vraagt aan de stad om de fout op pagina 149 en bijhorend kaartje te verbeteren: het binnengebied Oude God ligt gedeeltelijk in park-, gedeeltelijk in recreatiegebied, en niet in woongebied. De aanduiding op pagina 149 m.b.t. ‘de gebieden te ontwikkelen op korte termijn’ dient als volgt aangepast: “ het binnengebied Oude God ligt volgens het gewestplan gedeeltelijk in park-, en gedeeltelijk in dagrecreatiegebied,” en niet in woongebied.
Park ‘Oude God’: een publiek toegankelijk, groen en recreatief parkgebied.

80 % van de groengebieden en de gebieden voor sport, spel behouden als publiek toegankelijke open groene ruimte.

(Park)School

Draagkracht voor de omgeving en hoogte van de nu bestaande gebouwen

 
In het stadsproject parkgebied ‘Oude God’ ligt het in de bedoeling van de gemeente om bijkomende woningen te realiseren bij de toegangen en aan de randen van het binnengebied. Het binnengebied doet vandaag dienst als park- en recreatiegebied binnen een sterk verstedelijkte omgeving. De gemeente stelt als randvoorwaarde in de bindende bepalingen dat minimum 80% van de groen- en recreatiegebieden behouden dienen te blijven als publiek toegankelijk groene ruimte.
In tegenstelling tot de vorige versie van het ontwerp-structuurplan worden geen concrete aantallen van bijkomende woningen gegeven. Wel worden in de bindende bepalingen enkele duidelijke randvoorwaarden vastgelegd. De provincie kan hier mee akkoord gaan, maar wijst de gemeente er eveneens op dat bij opname van deze criteria in het bindend gedeelte hier niet meer van afgeweken worden bij evt. opmaak van een RUP.
Project Oude God: de gecoro vraagt om een goede eenduidige omschrijving van het projectgebied en van de toekomstige publieke open groene ruimte.
De door de stad gestelde randvoorwaarden moeten duidelijk zijn.
Op het conceptuele niveau worden aanvullende uitspraken geformuleerd over de principes die aan de basis van de inrichting van het project Oude God moeten liggen: afwerking van de achterkanten, beperkt bebouwprogramma aan de Edmond Thieffrylaan, een geïntegreerd scholencomplex, een netwerk van paden, een aaneensluitend groengebied (80% van de totale oppervlakte van het groene binnengebied zoals bepaald in het huidige BPA, m.n. het te ontwikkelen gebied: voetbalvelden, voormalige begraafplaats en toegangen). De 80% te vrijwaren groene open ruimte wordt als volgt berekend. 100% of (4.35ha) omvat het park en groen recreatiegebied zoals thans in het geldende BPA wordt voorzien (nl. 1.95ha park en 2.4ha recreatie). Minimum 80% hiervan (3.48ha) moet in het nieuwe Rup behouden worden en is aan te leggen als park, niet noodzakelijk binnen dezelfde contouren als het groene gebied op het bestaande bpa. Het rup behandelt het hele gebied tot aan de as van de omliggende straten. Uiteraard moet in het Rup gezocht worden naar een goed evenwicht tussen bebouwing, park en omgeving, en moeten de verhoudingen degelijk worden gemotiveerd.
  Ze adviseert tevens om een duidelijk ontwerpproces te ontwikkelen en op te starten waarbij alle actoren worden betrokken en dat moet leiden naar een sterk en gedragen stadsproject voor het gebied.

 

Het ontwerpproces voor de opmaak van Rup’s is decretaal bepaald. In het bindend gedeelte van het GRS wordt reeds opgenomen dat de concrete invulling via de ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) zal gebeuren na een volledige en democratische bevraging van Mortselse bevolking (met de ondersteuning van het bestuur, van de adviesraden, van de GECORO,..) en desgevallend uitmondend in een gemeentelijk referendum.
Het stadsplein: de groene invulling van het Stadsplein krijgt onvoldoende aandacht. Er is enkel aandacht voor het eventueel bebouwen van het Stadsplein.   Project Stadsplein: zoals voor het project Oude God adviseert gecoro om een ontwerpproces te ontwikkelen en op te starten waarbij de actoren worden betrokken en dat moet leiden naar een sterk en gedragen stadsproject.
    De gecoro adviseert dat volgende zin op pagina 203: ‘Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan adviseert om in de bindende bepalingen de koppeling van het grs aan de begrotingen op te nemen’, wordt gewijzigd in: ‘De stad verbindt zich ertoe om het grs aan de begrotingen te koppelen’ De stad verbindt zich ertoe om het grs aan de begrotingen te koppelen.

Naast de voorgestelde verwerking van het advies van de Gecoro, wordt ook ingegaan op twee opmerkingen vanwege de bestendige deputatie.

  Zonevreemde woningen:
Op p. 151-152 wordt het beleid ten aanzien van zonevreemde woningen uitgewerkt. Voor de clusters zonevreemde woningen langsheen de Krijgsbaan, de Antwerpsesteenweg en in het parkdomein Cantecroy worden duidelijke ontwikkelingsperspectieven uitgewerkt. De laatste paragraaf op p. 152 is echter onduidelijk: gaat deze paragraaf over zonevreemde woningen in parkgebied of over de zonevreemde woningen die zullen bekeken worden in de opgesomde RUP’s? De provincie vraagt dit verder te verduidelijken.
  Zonevreemde gebouwen in Mortsel vormen geen groot probleem. Voor een omvangrijke aaneengesloten groep woningen gelegen op het KMO-terrein aan de Krijgsbaan wordt een duidelijk beleid voorgesteld in het structuurplan (pagina 152). Overige zonevreemde gebouwen en/of bestemmingen (hoeve en gebouw Les Abeilles (Varenthof) in Deurnestraat, woningen 119/127 Boechoutselei, woning Koeisteerthofdreef, woning Drabstraat 15, achterzijde woningen Antwerpsestraat terrein Agfa) krijgen binnen een RUP een oplossing (zie 213).
  Ruimtelijk toeristisch-recreatieve structuur:
Op p. 187 wordt kort het ontwikkelingsperspectief geschetst voor de zonevreemde recreatie in Mortsel. Een ruimtelijke onderbouwing voor de gekozen ontwikkelingsperspectieven ontbreekt echter. De provincie vraagt deze onderbouwing toe te voegen.
  Zonevreemde recreatie in Mortsel vormt nagenoeg geen concreet probleem. Slechts de sportvelden gelegen in de oksel die gevormd wordt door de Krijgsbaan en de spoorlijn Antwerpen-Lier en de tennisterreinen in Fort 4 komen niet overeen met de huidige bestemmingen. De sportvelden aan de Mayerlei en De Stappe liggen in woongebied en zijn dus strikt genomen niet zonevreemd.
Belangrijk bij regularisatie is dat het deelsysteem het ruimtelijke toetskader vormt bij de uitwerking van het op te maken ruimtelijk uitvoeringsplan:
  • De terreinen gelegen in een zone bestemd voor het vliegveld van Deurne maken integraal deel uit van een groter op te maken ruimtelijk uitvoeringsplan, nl. het sportlandschap.
  • Voor de tennisvelden in Fort 4 worden de aanbevelingen van het Masterplan Fort 4 gevolgd. Op termijn zullen deze terreinen dan ook worden geherlokaliseerd.
  • Een aantal groene ruimten in het woongebied Sint-Jozef lenen zich uitstekend tot de inrichting van een gemengd gebied voor groen en recreatie. De opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan maakt een gewestplanwijziging mogelijk om de sites te transformeren van woongebied naar parkgebied.
Milieuraad vraagt dat er enkel woningen komen in zones en gebieden waar het weefsel leefbaarder gemaakt kan worden. Het aantal woningen moet gekozen worden op basis van een woonbehoeftestudie. De typologie van woningen en kavels dient afgestemd te worden op een aanvaarbare sociale mix. In de bindende bepalingen legt de gemeente vast dat ze een stedelijke verordening en een verkavelingsverordening zal opstellen om sociale woningen te voorzien in woningprojecten. De provincie wijst erop dat in verordeningen juridisch gezien geen algemene verplichtingen kunnen worden opgenomen om in verkavelingsvergunningen of in stedenbouwkundige vergunningen een bepaald percentage sociale woningen/sociale kavels te realiseren of grond af te staat voor de realisatie van dergelijke projecten (tenzij dit in de verordening zelf louter ruimtelijk wordt gedefinieerd). Verordeningen of RUP’s met stedenbouwkundige voorschriften die gericht zijn op een kwalitatief en gedifferentieerd kavel- en woningaanbod, kunnen natuurlijk altijd (en worden zelfs gestimuleerd). De provincie merkt op dat het voeren van een beleid inzake sociale woningen bij voorkeur gebeurt via volgende instrumenten: de ontwikkeling van eigen gronden, aankoop, onteigening, PPS-constructies en dergelijke. Dichtheid en woningtypologie:
In het advies van 7-09-2005 wordt gesteld dat er een behoefte is aan betaalbare woningen.
Zie ook het advies van 8-12-2003 over de discussienota:
‘Verdichting is een belangrijke doelstelling van het Structuurplan Vlaanderen. Deze doelstelling moet echter in de juiste context worden geplaatst. In eerste instantie wordt gestreefd naar een grotere concentratie van ontwikkelingen in stedelijke gebieden en woonkernen, dit als gevolg van het concept ‘gedeconcentreerde bundeling’. Een doelstelling hierbij is natuurlijk ook het beschermen van de open ruimte Er wordt dus gestreefd naar de versterking van ‘stedelijke gebieden’ (niet hetzelfde als stad).
Mortsel ligt in het grootstedelijk gebied Antwerpen waartoe ook de buurgemeenten behoren. Binnen dit stedelijk gebied moet een gepast aanbod aan woningen worden gecreëerd (de taakstelling). In functie daarvan zal het grootstedelijk gebied worden afgebakend. Het betreft dus de afbakening van een gebied waarbinnen deze taakstelling kan worden gerealiseerd. Mortsel zal dus moeten bekijken wat binnen haar grondgebied nog aan woningen kan worden gerealiseerd. Dit zal gezien de beperkte potenties slechts een klein aantal zijn.
Bij het verdichten zal ook rekening moeten worden gehouden met de kwaliteit van het wonen en de woonomgeving. De vraag is dus ‘waar kunnen in Mortsel nog woningen worden gerealiseerd zodat de stedelijkheid wordt versterkt, een meer evenwichtig patrimonium wordt bereikt en dit zonder de kwaliteit van de omgeving nadelig te beïnvloeden?’ Vraag is ook hoe de kwaliteit van het bestaande patrimonium kan behouden en verbeterd worden. Er dient rekening te worden gehouden met de resultaten van de woonstudie.’

Er dient ook opgemerkt dat de gewestelijke ‘norm’ een minimum norm is en geen maximum. Tevens wordt gewezen op de verwarring die ontstaat door de statistieken over de woningdichtheid in Vlaanderen. Mortsel zou een grotere dichtheid hebben dan bv. Antwerpen. De betreffende statistiek wordt verkeerd geïnterpreteerd omdat de vergelijkingsbasis niet dezelfde is en omdat dichtheid enkel gerelateerd wordt aan woningen en andere bebouwing (kantoren, industrie,…) niet wordt meegeteld.
De statistieken zouden dus moeten uitgaan van een ‘bebouwingsdichtheid’ en niet van ‘woningdichtheid’. Dit neemt echter niet weg dat de bebouwde ruimte in Mortsel groot is in vergelijking met de open ruimte. Er moet dus inderdaad zuinig worden omgesprongen met open ruimte. Bijkomende woningen mogen enkel het realiseren van een meer evenwichtig woningpatrimonium beogen.

Spreiding van de woningtypes:
De intentie om voor een kwaliteitsvolle, betaalbare woonomgeving te zorgen wordt in het grs aangegeven op pagina 112 in het richtinggevend gedeelte. Terecht wordt hier ook opgemerkt dat een goede leefkwaliteit ook te maken heeft met verkeersveiligheid, toegankelijk groen, recreatieve mogelijkheden,… Ook het belang van een goede sociale mix wordt hier aangehaald.
Op pagina’s 205 en 211 in de bindende bepalingen worden een aantal opties met betrekking tot het woonbeleid verduidelijkt, namelijk het streven naar minimum 6% sociale woningen, enerzijds door het realiseren van 15% sociale woningen in eigen projecten, en anderzijds door het opmaken van een stedelijke verordening en verkavelingsverordening. Andere opties zijn het selecteren van plekken voor stedelijke vernieuwing en van (zonevreemde) woningconcentraties met het oog op herbestemming tot woonkorrel.
Het afbakenen van woonvernieuwingsgebieden en het al dan niet aansnijden van het woonuitbreidingsgebied valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse regering. De gemeente kan hierover suggesties doen.
Verwijzend naar het advies van de provincie moet vermeld worden dat in verkavelingsverordeningen geen percentages sociale woningen kunnen worden vastgelegd. Dit kan evenmin in rup’s. Andere middelen moeten hiertoe worden aangewend.

Wonen boven winkels:
Bij de behandeling van de verschillende stadsdelen wordt dit item verschillende keren hernomen. Bij te nemen stappen in de ontwikkeling van ondermeer stadsdeel Oude God 1, Mortsel Dorp en Fort 4-Drabstraat wordt de intentie opgenomen om stedenbouwkundige voorschriften op te maken met ondermeer bepalingen betreffende wonen boven winkels.

 
Ruimteboekhouding: de milieuraad vraagt dat in het RSP een ruimtebalans wordt opgenomen.   ruimteboekhouding:
Gecoro is van mening dat dit zeker nuttig kan zijn, maar tegelijk een omvangrijk werk. Het is zinvol dit werk zo snel mogelijk op te starten.
 
Kerkhof Mortsel Dorp dient in het ruimtelijk structuurplan integraal omschreven te worden als kerkhof, eventueel met nabestemming parkgebied.   Kerkhof Mortsel Dorp: de gecoro is het eens met deze nabestemming. Het is materie voor een rup dat echter niet prioritair is gezien het huidig gebruik van dit gebied.  
Natuur en natuurverbinding bewaren: o.a.:
  • Het woonuitbreidingsgebied aan de “Lieve Gruyaertstraat” (Koeisteerthof 1) dient integraal als groene zone gevrijwaard te blijven. De zone is een belangrijke ‘groene vinger’ in de stad.
  • De spoorwegbermen naast de bestaande spoorlijnen dienen ingekleurd te worden als natuurverbindingsstroken. Door hun migratiestrook.
  • De zone achter de begraafplaats aan de Krijgsbaan dient omschreven te worden als groen- en passieve recreatiezone maar mag niet aangewend worden voor de inplanting van sportinfrastructuur.
  woonuitbreidingsgebied:
In het grs wordt geopteerd om het woonuitbreidingsgebied slechts gedeeltelijk in te richten voor woningbouw, minstens de helft wordt als parkgebied afgewerkt. Gezien de behoefte aan sociale woningen is gecoro het hiermee eens.

De spoorwegbermen staan in het grs ingekleurd als structuurbepalende groenelementen. In overeenkomst met de nmbs zal een beheersplan worden opgemaakt voor de groene spoorwegbermen.

Zone achter de begraafplaats aan de Krijgsbaan:
Het betreft hier de voormalige terreinen van de nmbs. Zowel in het richtinggevend als in het bindend gedeelte wordt deze zone omschreven als ‘zone met natuurontwikkeling (berm en poel) en zachte recreatie’. De gecoro volgde hier eerder al het standpunt van de milieuraad.

 
Groene fiets- en wandelverbindingen bevorderen   Wandel- en fietsverbindingen kunnen zowel in dit beheersplan als in een rup worden opgenomen.  
Sport en recreatie binnen de wijken      
De milieuraad vraagt om de toepassing van duurzame energiebronnen over gans het grondgebied mogelijk te maken.   De bekommernis over het opwekken en gebruik van duurzame energie is terecht. Het opnemen van richtlijnen en voorschriften kan best gebeuren in stedelijke bouwverordeningen  
    In haar bezwaarschrift over het Plan-MER Luchthaven Antwerpen PL0014 van 10-06-2006 stelt de gecoro het volgende:
(1) ‘In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (p.461, 462) wordt bepaald dat de luchthaven van Deurne een ‘regionale roeping heeft met geringe potenties om zich internationaal te positioneren onder meer wegens het gebrek aan hoogwaardige ontsluitings- en verbindingsfunctie naar het betrokken stedelijk gebied en naar andere stedelijke gebieden en tevens omwille van de laagwaardige omgevingskwaliteiten ten aanzien van luchtvaartactiviteiten en wegens de uiterst beperkte draagkracht van de ruimte op milieuhygiënisch en ruimtelijk vlak’. Gesteld wordt dat de ‘ruimtelijke structuur van het stedelijk gebied onherroepelijk wordt aangetast door een uitbreiding’ (…)
(2) Het project beoogt zonder enige twijfel een uitbreiding die slechts zeer gedeeltelijk met de luchtvaartactiviteiten te maken heeft. Het gaat immers in hoofdzaak om een klassiek bedrijventerrein van 27ha gecombineerd met enkele stedelijke recreatieve functies. De plek heeft zoals correct in het RSV beschreven niet de draagkracht om zulke activiteiten te ontwikkelen. De R11 is immers op dit ogenblik reeds oververzadigd zoals iedereen wel weet. Daarenboven snijdt de R11 door verschillende woongebieden die reeds grote overlast hebben. De ontsluiting richting E-19 en A-12 is in tegenspraak met de categorisering van de Krijgsbaan/Vredebaan als lokale weg in het kerngebied van Mortsel. Tenslotte beantwoordt de plek niet aan de gestelde eisen met betrekking tot de aanleg van een regionaal bedrijventerrein. De aansluiting van het terrein op de Krijgsbaan zal ter plekke een onmogelijke en gevaarlijke situatie creëren.
(3) Het Gewestplan Antwerpen, nog steeds van kracht, het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan en het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan voorzien allen het behoud en de versterking van de ‘groene vinger’ die samen met de andere groene vingers de ruimtelijke structuur van het stedelijk gebied bepalen. De groene vingers vormen een belangrijke en nodige open ruimte in het stedelijk gebied. Ze zijn een grote potentie om de steeds groeiende behoefte aan recreatie op te vangen. Dit is ten andere goed te merken in het gebied zelf waar zich reeds vele recreatiegebieden bevinden tot en met op het luchthaventerrein zelf. Deze invulling werd zelfs al in het Gewestplan uit 1979 voorgesteld: een stadsgewestpark als de luchthaven zou verdwijnen.’

Met andere woorden: de gecoro is van mening dat de plannen van de Vlaamse regering indruisen tegen het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, het provinciaal ruimtelijk structuurplan en het gewestplan Antwerpen. De ontwikkeling van een bedrijventerrein zou hoedanook een zeer negatieve invloed hebben op de leefbaarheid van de stad en het hele grootstedelijke gebied.
De gecoro kant zich niet tegen de optimalisering van de luchthaven als ‘City Airport’ maar kant zich wel tegen elke ‘verkaveling’ van het gebied als bedrijventerrein.

 

[Adviezen]

laatste wijziging:29/01/11