Inleiding:
Op 30 april 2008 ontving de milieuraad de schriftelijke vraag (brief d.d. 22/04/2008) van Bart Bergen om advies uit te brengen over de plannen om een polyvalent paviljoen op te trekken op de terreinen van fort 4.
Adviesvraag:
Volgende vraag werd aan de milieuraad bezorgd:
(de inhoud wijkt licht af van collegebesluit i.v.m. deze adviesvraag van 14/04/2008)In het door de gemeenteraad goedgekeurde jeugdwerkbeleidsplan 2005-2007 en het jeugdbeleidsplan 2008-2010 staat de realisatie van een nieuwe polyvalente ruimte voor fuiven, optredens en andere evenementen als doelstelling opgenomen.
Tot 2007 was vooral een werkgroep van de jeugdraad actief rond dit dossier wat leidde tot hun advies in de tekst omschrijving van het polyvalent paviljoen Fort 4’.
Ter verdere voorbereiding van het dossier polyvalent paviljoen (PP) werd vorig jaar een werkgroep opgericht bestaande uit de schepenen Erik Broeckx, Fons Jespers en Peter Hardy en uit de ambtenaren Greet Drooghmans, Jo Dreezen en Bart Bergen. Sinds kort vervoegde ook Ann Thomas de werkgroep.
De nieuwe infrastructuur moet geschikt zijn voor fuiven, voor muziekoptredens met staand publiek, voor feesten van de stad zelf, feesten van verenigingen, scholen, privé-feesten, voor commerciële activiteiten, voor tentoonstellingen, voor beurzen, voor cursussen, voor congressen.
De infrastructuur zal bestaan uit een zaal met een totale capaciteit van ongeveer 1000 (staande) personen, op te splitsen in een grote zaal voor 750 personen en een kleine zaal voor 250 personen. Daarnaast aangevuld met twee vergaderzalen met polyvalent functie, een grote industriële keuken, een artiestenruimte, een inkombalie, een vestiaireruimte, heel veel berging, sanitair en technische ruimtes.
Buiten aan het nieuwe gebouw zullen volgende zaken voorzien worden: parking, ongeveer 10 plaatsen (plaatsen mindervaliden inbegrepen), fietsenstalling: goed verlicht, capaciteit 500 fietsen, stockageruimte voor materiaal en afval, een laad- en loszone en een plek voor rokers.
Extra aandacht zal er zijn voor een goede akoestiek, voldoende verluchting en verwarming, voldoende technische voorzieningen en uitrusting (500 stapelbare stoelen en 150 tafels + transportkarren, podium elementen: (verstelbaar tot 1m hoogte x 1m x 2m) x 48 of 16 x 6 = 96 m².
Voor de realisatie van het bouwprogramma is een totale oppervlakte nodig van ongeveer 2.400 m², waarvan 2.100 m² op het gelijkvloers.
De zaal moet duurzaam en energiezuinig gebouwd worden.
De werkgroep heeft verschillende locaties voor dit polyvalent paviljoen onderzocht. Het Fort 4 bleek hierbij het beste om verschillende redenen:
- Het centrum van Mortsel is dichtbij. Via de nog te creëren brug achter stadhuis en tunnel door berm kan Fort 4 ontsloten worden.
- Parking dichtbij onder stadsplein (nog te realiseren).
- Goed beheersbaar en afsluitbaar ten opzichte van de rest van Fort 4.
- Past in globale visie van masterplan Fort 4.
- De nieuwe infrastructuur past qua ruimte volledig in de huidige loods 75. Als deze loods 75 en de loods (‘Fortboys’) er naast wordt afgebroken komt er nog open (groene) ruimte bij in het Fort.
- Grote afstand naar de logistieke ingang kant Neerhoevelaan is een minpunt.
Aan de Mortselse adviesraden, de vraag om advies uit te brengen over het polyvalent paviljoen en dit voor 31 rnei te bezorgen aan Bart Bergen, jeugdfunctionaris.
Advies milieuraad van 8 mei 2008:
De milieuraad unaniem een negatief advies aan het voorgestelde plan.
In het advies van de milieuraad over het ontwerp ruimtelijk structuurplan Mortsel werd reeds gesteld dat de turnhal het laatste grootschalig nieuwbouwproject op fort 4 moest zijn.
In de duurzaamheidtoets in bijlage 1 is een bijkomende verantwoording voor het negatief advies te vinden.
(omwille van de leesbaarheid werden de punten uit de duurzaamheidtoets niet overgenomen in het advies, maar maken er wel integraal deel van uit).
Bijlage 1: duurzaamheidstoets
1.
Beheersaspecten
In deze lijst wordt nagegaan of er rekening is gehouden met een aantal algemene aspecten en met een aantal overkoepelende principes van duurzame ontwikkeling, zoals participatie, het langetermijneffect en het effect op het Zuiden. |
|
1.1. Aan welke behoeften of
problemen wordt er een antwoord geboden?
Doel van deze vraag is in de eerste plaats na te gaan hoe nuttig en noodzakelijk de maatregel is. Voor deze vraag is het belangrijk om de behoeften op te lijsten per betrokken doelgroep of doelgebied. |
Op dit ogenblik vinden in hangar
75 slechts een drietal grootschalige fuiven en een handvol kleinere
evenementen plaats.
Met een dergelijke beperkte gebruiksfrequentie is het niet duidelijk dat deze investering rendabel is om een antwoord te bieden aan de noden. |
1.2. Is de opzet van het
project realistisch?
|
/ |
1.3. Zijn de bevolking en
rechtstreeks doelgroepen voldoende betrokken bij de besluitvorming?
|
/ |
1.4. Zijn de adviesraden
voldoende betrokken bij de besluitvorming?
|
Op het ogenblik dat het advies
door de milieuraad behandeld werd, blijken o.a. de cultuurraad en
gezinsraad nog niet over de adviesvraag te beschikken.
De GECORO zal het plan behandelen op 19/05/2008. Er kwamen geen reacties van andere adviesraden op het plan. |
1.5. Wat zijn de mogelijke (positieve en negatieve) effecten op lange termijn? Zijn ze mee in rekening gebracht? | / |
1.6. Wat zijn de effecten (negatief en positief) voor het Zuiden? | / |
1.7. Opmerkingen en
aanvullingen:
|
/ |
2.
Economische aspecten Een duurzaam beleid probeert een meerwaarde te realiseren voor de lokale economie met het accent op maatschappelijk verantwoord of duurzaam ondernemen. |
|
2.1. Wat is het effect op de
economische positie en leefbaarheid van…?
|
/ |
2.2. Wat is het effect op de lokale afzetmogelijkheden voor lokale bedrijven? | / |
2.3. Wat is het effect op de werkgelegenheid en tewerkstellingsmogelijkheden? | / |
2.4. Wat is het effect op de economische leefbaarheid en het economische imago van de gemeente? | / |
2.5. Wat is het effect op de toeristische en culturele aantrekkelijkheid van de gemeente? | / |
2.6. Wat is het effect op de
werkgelegenheid en tewerkstellingsmogelijkheden? In het bijzonder kan men vragen of sociale tewerkstellingsmogelijkheden worden gestimuleerd. |
/ |
2.7.Opmerkingen en
aanvullingen:
|
/ |
3.
Ecologische aspecten
Een duurzaam beleid houdt rekening met de ecologische draagkracht van de aarde. Beslissingen moeten daarom getoetst worden aan de hand van hun mogelijke of te verwachten milieu-impact. Ga eerst na of er voor de te toetsen maatregel al een Milieueffectenrapportage (MER) of een mobiliteitseffectenrapport (MOBER) is uitgevoerd. Daarin vind je al heel wat antwoorden op de gestelde vragen. Maar een MER is vaak vanuit een ingenieursoog bekeken. Ook andere invalshoeken kunnen een meerwaarde bieden. |
|
3.1. Is er rekening gehouden
met duurzaam watergebruik
Indien er sprake is van nieuwbouw of renovatie:
Indien er straten, pleinen… worden aangelegd:
|
Duurzaam watergebruik (o.a. groendak) zijn opgenomen in de adviesvraag, niet in collegebesluit. |
3.2. Houdt het project
rekening met een zo laag mogelijk energieverbruik?
Indien er sprake is van nieuwbouw of renovatie:
Bij alle maatregelen:
|
Duurzaam energiegebruik zijn opgenomen in de adviesvraag, niet in collegebesluit |
3.3. Brengt het bijkomende
milieuhinder met zich mee?
Onder milieuhinder valt:
|
Fort 4 vormt een belangrijke
biotoop en een plek van rust voor mens en dier. Gezien het initiatief spreekt van een zaal voor 1000 personen, valt te verwachten dat de verstoring van de natuur op fort 4 belangrijk zal zijn: trafiek, lawaai buiten de zaal, lichthinder, …. . De te verwachten kostprijs van de zaal maakt het onwaarschijnlijk dat het gebruik van de zaal beperkt blijft tot de huidige 2 a 3 fuiven per jaar. De te verwachten verstoring zal boven het huidige niveau liggen. Op- en afbraakwerken bij evenementen vormen een niet te verwaarlozen verstoringfactor (aan- en afrijden van vrachtwagens zowal tijdens de dag als de nacht). Bij de factor ‘verstoring’ moet ook rekening gehouden worden met de milieudruk van de bestaande activiteiten in binnenfort / reduit. De geplande nieuwe toegangsweg met brug komt door een stuk natuur waar een door Vlaamse overheid gefinancierd natuurontwikkelingsproject loopt |
3.4. Wordt de beschikbare
ruimte op een duurzame manier gebruik?
|
De milieuraad vraagt zich af of
er niet op een efficiëntere wijze omgesprongen kan worden met de open
ruimte. Indien alle plannen uitgevoerd worden, zullen weldra Mortsel, Borsbeek én Edegem op hun fort over een polyvalente fuifruimte gaan beschikken, terwijl deze locaties amper 2 km uit elkaar liggen. Intergemeentelijke samenwerking moet het mogelijk maken om met minder zalen een gelijke dienstverlening te verzorgen. Dit is zowel naar ruimtegebruik als naar financiering erg efficiënt. Ook de mogelijkheid om bestaande of nieuw te bouwen infrastructuur
beter te benutten dient om dezelfde reden overwogen te worden. Ook het reduit, met een capaciteit van 500 personen, kan een alternatief vormen. |
3.5. Is er aandacht voor het
behoud en de verbetering van natuurlijke entiteiten (fauna, flora,
biodiversiteit)?
|
De nieuwe toegangsweg bedreigt
een stuk natuur (zie punt 3.3) De afbraak van de tweede loods naast MG75 biedt mogelijkheden tot natuurontwikkeling, doch de voorgelegde tekst maakt slecht gewag van de mogelijkheid tot afbraak. |
3.6. Is er aandacht voor
duurzame mobiliteit en wordt dit gestimuleerd?
|
De ruime fietsenstalling in het
plan is positief. De nabijheid van openbaar vervoer in een relatief voordeel voor een fuifruimte: enkel bij heenreis kan hiervan gebruik gemaakt worden, de terugreis na middernacht vraagt andere vervoersmiddelen. Ook de openingstijden van de ondergrondse parking kunnen een gelijkaardig probleem opleveren. |
3.7. Wordt er gebruik gemaakt
van milieuvriendelijke materialen?
|
Duurzaam materiaalgebruik zijn opgenomen in de adviesvraag, niet in collegebesluit. |
3.8. Opmerkingen en
aanvullingen:
|
De voorgestelde bouwzone is nu
ingekleurd als parkgebied. Het bevindt zich bovendien binnen de grenzen
van een historisch en geklasseerd monument.
Bouwen op deze plaats is daarom op dit ogenblik niet toegelaten. |
4. Sociale aspecten | |
4.1. Wordt er rekening
gehouden met de specifieke behoeften en problemen van kansengroepen?
Een duurzaam beleid moet uitsluitingsmechanismen ten opzichte van bepaalde kansengroepen verminderen. Drempels en uitsluitingsmechanismen dienen gesloopt te worden zodat iedereen wordt bereikt.
|
/ |
4.2. Wat is het effect van de
maatregel op de sociaal-culturele participatie?
Wat is het effect op het culturele aanbod en de diversiteit in het aanbod (bijvoorbeeld musea, tentoonstellingen, muziekvoorstellingen?)
|
De inplanting van deze
infrastructuur op het grondgebied van een monument wordt negatief
beoordeeld Ook op het vlak van natuurbeleving is de balans negatief. |
4.3. Wat is het effect van de
maatregel op huisvesting?
|
/ |
4.4. Wat is het effect van de
maatregel op veiligheid en gezondheid?
|
/ |
4.5. Opmerkingen en
aanvullingen:
|
/ |
Gebaseerd op TANDEM / SLA21 Dossier VI - De duurzaamheidstoets voor adviesraden (november 2007)
Het college stelt (op 24/11/2008) de milieuadviesraad in kennis van het antwoord op het advies:Negatief advies voor verdere bebouwing van het binnen- en buitenglacis van Fort 4
Het college beslist dit advies van de milieuraad door te sturen naar de werkgroep polyvalent paviljoen die het zal verwerken in haar eindadvies.
laatste wijziging:11/08/10