Hoofdstuk 1

Milieubeleidsplanning


I. Achtergrond


In Vlaanderen is milieuplanning als instrument voor een integraal milieu- en natuurbeleid nog maar een vrij nieuw gegeven. Tot in de tweede helft van de jaren negentig werd het Vlaamse milieu- en natuurbeleid gekenmerkt door een louter sectorale aanpak. Dit uitte zich voornamelijk in de opmaak van een aantal sectorale plannen binnen o.a. de sectoren water (AWP's) en afval (bv. Afvalstoffenplan 1991-1995). Ook de organisatorische invulling van dit beleid kende een fragmentarische aanpak met voor elk beleidsveld naast een eigen wetgeving ook een aparte ambtelijke organisatie.

Milieubeleidsplanning wordt meer en meer gezien als het instrument bij uitstek om een 'integraal' en 'duurzaam' milieu- en natuurbeleid te realiseren. 'Integraal' omdat bij de opmaak van een beleidsplan de verschillende diensten en beleidsniveaus betrokken worden; 'duurzaam' omdat het planningsproces een meer doordachte beleidsvoering mogelijk maakt. Vooral de implementatie van de duurzame principes in het toekomstige milieu- en natuurbeleid is hierbij een essentiële factor. Duurzame ontwikkeling toegespitst op dit beleid omvat immers de basiselementen voor een doordachte langetermijn aanpak zoals het preventief handelen, de brongerichte aanpak en het stand-still-beginsel.

In tegenstelling tot onze buurlanden en bv. de Verenigde Staten heeft het dan ook tot 1997 geduurd vooraleer een eerste integraal milieubeleidsplan op Vlaams niveau het levenslicht zag, nl. het MINA-plan 2. Langzaam maar zeker zijn vanaf 1998 ook de andere bestuursniveaus gestart met het plannen op langere termijn van hun milieu- en natuurbeleid. Zo heeft de Provincie Antwerpen als eerste provincie een provinciaal milieubeleidsplan vastgesteld in 1998. Heel wat gemeentebesturen tenslotte hebben de opmaak van een eigen milieubeleidsplan opgestart in 1999.

 


II. Juridisch kader


Decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Sinds de Vlaamse overheid bevoegd is voor het leefmilieu is er een massa aan wetgeving rond milieu en natuur bijgekomen, al dan niet ter vervanging van bestaande federale wetgeving. Veruit de belangrijkste decreten die de voorbije jaren het licht zagen, zijn het Afvalstoffendecreet, het Milieuvergunningsdecreet, het Bodemsaneringsdecreet en - meer recentelijk -het Natuurbehoudsdecreet. Deze decreten zijn echter kaderwetgevingen, waarin heel wat bepalingen verdere invulling vereisen d.m.v. uitvoeringsbesluiten. De voorbije 10 jaren heeft men dan ook diverse besluiten uitgevaardigd, zoals VLAREM I, VLAREM II, het VLAREBO en het VLAREA. Een VLARENA zou in de maak zijn.

Al vrij snel besefte men dat de nodige samenhang moest worden gegeven aan het milieurecht dat van toepassing was en nog zou worden in Vlaanderen. Reeds in 1989 werd hiervoor door de Vlaamse regering een commissie opgericht die als voornaamste opdracht meekreeg een voorontwerp van een kaderdecreet inzake milieuhygiëne uit te werken.

De werkzaamheden van deze commissie leidden uiteindelijk tot een voorontwerp van het Decreet Milieubeleid, dat op 20 februari 1995 aan de toenmalige Minister voor Leefmilieu, de heer De Batselier, werd overhandigd. In dit lijvig voorstel, dat een integrale aanpak van het milieubeleid nastreefde, werden ook bepalingen opgenomen die een kader moesten creëren voor milieubeleidsplanning op de diverse bestuursniveaus. Op 5 april 1995 werd een decreet goedgekeurd dat een gedeelte van dit voorontwerp omvatte: Decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. In Titel II 'Besluitvorming en inspraak' van dit decreet zijn de bepalingen opgenomen die moeten leiden tot een voor het Vlaams Gewest coherente milieubeleidsplanning over de diverse beleidsniveaus heen.

Hierbij werden alleen voor het gewestelijk niveau verplichtingen opgenomen. Zo dient het Vlaams Gewest minstens jaarlijks een milieujaarprogramma, tweejaarlijks een milieurapport en vijfjaarlijks een milieubeleidsplan op te stellen. De lagere bestuursniveaus, zijnde de provincies en gemeenten, kunnen - op vrijwillige basis - milieubeleidsplannen en milieujaarprogramma's opstellen. Hierbij mag echter een milieubeleidsplan van een lager bestuursniveau inhoudelijk nooit afwijken van de bindende bepalingen die zijn opgenomen in een milieubeleidsplan van een hoger beleidsniveau.

Elk milieubeleidsplan - gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk - dient volgens dit decreet minstens een actieplan te bevatten, waarbinnen bepalingen als bindend kunnen worden aangeduid. Dit actieplan moet volgens het decreet minstens volgende punten bevatten:

  1. de in de betrokken periode beoogde kwaliteit van de onderscheiden onderdelen van het milieu en met name de vooropgestelde milieukwaliteitsnormen en de termijnen waarbinnen ze dienen te worden bereikt;
  2. de aanduiding van gebieden waarin de kwaliteit van het milieu of van een of meer onderdelen daarvan bijzondere beschermings- of beheersmaatregelen behoeft;
  3. de daartoe vereiste beperking van milieubelasting, sanering of herstel van het milieu;
  4. de maatregelen, de middelen en de termijnen die worden vooropgesteld om deze doelstellingen te bereiken, alsmede de prioriteiten die daarbij gelden.'

Het spreekt voor zich dat een dergelijk actieplan op gemeentelijk niveau inhoudelijk veel concreter zal uitgewerkt zijn en dichter bij de burger kan en moet staan.

Gemeentelijk Milieuconvenant 1997-1999

Om de gemeenten te stimuleren een eigen milieuplanningsproces op te starten binnen de krijtlijnen van het Decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, werd in het Gemeentelijk Milieuconvenant 1997-1999 een subsidie voorzien voor het opstellen van een gemeentelijke milieubeleidsplan.

 


III. Procedure


De opmaak- en inspraakprocedure om tot een decretaal onderbouwd gemeentelijk milieubeleidsplan te komen, duurt verscheidene maanden

ONTWERPPLAN
->
  • vaststelling door College van Burgemeester en Schepenen
|
V
   
OPENBAAR ONDERZOEK
->
  • 60 dagen ter inzage bij gemeentebestuur
  • advies wordt gevraagd aan diverse instanties en organisaties
  • opmerkingen van de bevolking
|
V
   
DEFINITIEF PLAN
->
  • binnen 60 dagen vaststelling definitief plan door gemeenteraad
  • bestendige deputatie krijgt hierna nog 3 maanden om tegenstrijdige bepalingen te vernietigen

Het ontwerpplan

De ontwerpversie van het plan wordt vastgesteld door het College van Burgemeester en Schepenen. Voor de opmaak kan een lokaal bestuur beroep doen op externen of de opmaak binnen de eigen diensten laten geschieden.

Openbaar onderzoek

Het ontwerp wordt overgemaakt aan diverse door het decreet bepaalde instanties en voor een termijn van zestig dagen ter inzage gelegd . De lijst van adviserende instanties kan door het College van Burgemeester en Schepenen verder aangevuld worden. Gedurende de periode van het openbaar onderzoek kunnen alle burgers (al dan niet via groeperingen of verenigingen) schriftelijk opmerkingen overmaken aan het College van Burgemeester en Schepenen.

Het definitief plan

Na het openbaar onderzoek worden de uitgebrachte adviezen en opmerkingen onderzocht. In een overwegingsdocument wordt weergegeven welke adviezen en opmerkingen tijdig bij het bestuur zijn ingediend. Het bevat eveneens een overzicht van de geboden advies- en inspraakmogelijkheden en de voornaamste wijzigingen die zijn aangebracht in het ontwerpplan om tot een definitief plan te komen.

Het definitieve plan moet binnen de zestig dagen na het afsluiten van het openbaar onderzoek vastgesteld worden door de gemeenteraad en ter inzage gelegd zijn.

Na deze vaststelling heeft de Bestendige Deputatie van de Provincie Antwerpen nog drie maanden de tijd om bepalingen die tegenstrijdig zijn met de bindende bepalingen uit de plannen van de hogere overheden te vernietigen.

 


IV. Planperiode


Alhoewel er decretaal geen periodiciteit is vooropgesteld voor een gemeentelijk milieubeleidsplan, wordt in het Gemeentelijk Milieuconvenant 1997-1999 gesteld dat, om aanspraak te kunnen maken op subsidiëring, de planperiode voor een gemeentelijk milieubeleidsplan vijf jaar moet bedragen.

Vermits de bestaande plannen van de hogere overheden eveneens een termijn van vijf jaar bestrijken, zal deze termijn ook als planperiode gehanteerd worden voor dit gemeentelijk milieubeleidsplan. De meest concrete beleidslijnen zullen dus afgebakend worden voor de periode 2000 t.e.m. 2004.

Daar het nieuwe concept van milieubeleidsplanning ondermeer stoelt op het begrip 'Duurzame Ontwikkeling' en dit doelstellingen op langere termijn inhoudt, zal in dit plan toch bij een aantal items een visie worden weergegeven inzake het milieu en de leefomgeving op middellange termijn. Op deze manier wordt een continuïteit gecreëerd binnen het gemeentelijk milieubeleid.

 


V. Opvolging


Milieujaarprogramma

Ook de inhoud van dit jaarprogramma wordt bepaald door het 'Decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid'. Het dient minstens een overzicht te bevatten van de gerealiseerde en geplande acties ter uitvoering van de diverse bestaande milieubeleidsplannen en een koppeling aan de begroting.

Het beschikken over een milieubeleidsplan is dus een eerste belangrijke stap in de uitbouw van een onderbouwde gemeentelijke milieuplanning. Een dergelijk plan dient beschouwd te worden als een basisdocument; als een leidraad voor het te voeren toekomstige milieubeleid.

Bij een degelijk uitgebouwd milieubeleid hoort echter ook een opvolging. Het jaarlijks milieujaarprogramma is hiervoor het instrument bij uitstek. Dit milieujaarprogramma laat immers toe om de uitvoering van het beleidsplan tussentijds te evalueren en indien nodig te actualiseren of bij te sturen.

Afstemming planning hogere overheden

In dit milieubeleidsplan werd - zoals decretaal verplicht - de nodige aandacht besteed aan de acties en initiatieven uit het provinciale en gewestelijke milieubeleidsplan waar de gemeenten als betrokkene of als mede-initiatiefnemer zijn vermeld. Men kan er immers vanuit gaan dat de door de hogere overheden beoogde doelstellingen in de verschillende milieubeleidsplannen vertaald werden naar acties en initiatieven. Een koppeling van de acties en initiatieven uit dit plan aan de acties en initiatieven uit het gewestelijke en provinciale plan kan dan ook als een maat beschouwd worden voor de invulling van de doelstellingen van deze plannen. Een overzicht hiervan is weergegeven in bijlage 2.

Decretaal werd ook bepaald dat een bestaand gemeentelijk milieubeleidsplan geactualiseerd dient te worden wanneer een hogere overheid een nieuw milieubeleidsplan heeft vastgesteld.

 


VI. Opbouw plan


In dit milieubeleidsplan werd geopteerd voor een opdeling van de decretaal omschreven 'onderscheiden onderdelen van het milieu' die het midden houdt tussen de sectorale opdeling van het provinciale beleidsplan en de thematische onderverdeling die bij het gewestelijke werd gehanteerd. De milieuverstoringen in de ons omringende milieu-entiteiten water, bodem en lucht werden hierbij losgekoppeld van de eerder maatschappelijk verwante en meer beleidsgebonden milieuproblemen zoals het afvalbeleid, ruimtelijke ordening en duurzame ontwikkeling.

Binnen elke milieuverstoring of beleidstak die in dit plan aan bod komt wordt eerst de 'Actuele toestand' (i.e. op 1 januari 1999) weergegeven. Hierbij is het zeker niet de bedoeling een gedetailleerd overzicht te geven van alle resultaten van de diverse onderzoeken en inventarisaties die ooit zijn uitgevoerd. Wel worden de voor dit plan meest significante gegevens opgenomen. Deze gegevens worden - indien mogelijk - getoetst aan het bestaande 'Beleidskader'. Dit beleidskader omvat o.a. de wettelijk opgelegde normen, de normen of doelstellingen die voorkomen in beleidsplannen van hogere overheden en de belangrijkste gemeentelijke bevoegdheden.

Naast een opsomming van de 'Knelpunten' worden in elk onderdeel ook 'Prioritaire beleidslijnen' opgenomen. Deze schetsen niet alleen het kader waarbinnen het gros van de initiatieven en acties zijn uitgewerkt, maar geven ook de krachtlijnen weer voor het toekomstige milieu- en natuurbeleid.

Binnen het onderdeel 'Aanpak knelpunten', dat per verstoring of beleidstak het milieubeleid concreet uitstippelt, wordt de nodige aandacht besteed aan de mate waarin bepaalde normen of doelstellingen niet worden bereikt en welke acties aangewezen zijn om daarin verandering te kunnen brengen. In dit onderdeel worden enerzijds acties opgesomd die door een bestuur zelf ondernomen zullen worden en anderzijds initiatieven waarvan de uitwerking niet door het bestuur zelf gedragen wordt, maar waarvan aan hogere overheden, doelgroepen, e.d. gevraagd wordt de nodige verantwoordelijkheden of maatregelen te nemen. Het essentiële verschil tussen initiatieven en acties bestaat erin dat bij de eerste groep van maatregelen het resultaat afhankelijk is van de manier waarop de aangesproken doelgroepen of hogere overheden reageren. In het plan worden ze dan ook voorafgegaan door de term: 'Het gemeentebestuur verzoekt ...'. Bij acties wordt het mogelijke resultaat bepaald door factoren die rechtstreeks door een lokaal bestuur te beïnvloeden zijn. Ze worden voorafgegaan door de vermelding 'Het gemeentebestuur zal ...'. Alle acties en initiatieven worden in een laatste hoofdstuk gebundeld tot een actieplan, waarin eveneens termijnen, actoren en budgetten zijn opgenomen.

Alle acties die in dit plan vermeld worden dragen de intentie in zich tot verwezenlijking. Er wordt dus geen opdeling gemaakt in enerzijds indicatieve acties en anderzijds bindende acties. Het volledige actieplan wordt als bindend aangeduid. Wel wordt er in het actieplan onderscheid gemaakt tussen acties en initiatieven die ofwel op korte termijn ofwel op lange termijn verwezenlijkt moeten worden.

 


VII. Totstandkoming


Het ontwerpplan werd opgemaakt door het Provinciaal Instituut voor Hygiëne en kwam tot stand in de loop van 1999 onder begeleiding van een werkgroep, bestaande uit:

Het ontwerpplan werd vastgesteld door het College van Burgemeester en Schepenen op 22 november 1999, waarna van 1 december t.e.m. 31 januari het openbaar onderzoek plaats vond. Op ..... werd het definitieve plan vastgesteld door de gemeenteraad.

-

[Adviesgroep Gemeentelijk Milieubeleidsplan] - [Home]

laatste wijziging: 20/10/04