Hoofdstuk 3

Milieuverstoringen in de diverse milieu-entiteiten


I. Milieuverstoring in de hydrologische cyclus


Milieuverstoringen van het oppervlakte- en grondwater zijn niet alleen het gevolg van de verspreiding van een breed gamma van verontreinigende stoffen, maar ook van veranderingen in de waterhuishouding en - wat oppervlaktewater betreft - van structurele wijzigingen aan de waterloop. De gevolgen hiervan situeren zich niet alleen op het vlak van de aantasting en verdwijning van waardevolle ecosystemen, maar ook de drinkwaterproductie en bepaalde economische activiteiten kunnen er ernstige nadelen van ondervinden.

Zowat alle menselijke activiteiten oefenen rechtstreeks of onrechtstreeks druk uit op zowel de waterkwaliteit als -kwantiteit. Naast de lozing van verontreinigende stoffen via het huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater zijn er nog een aantal verstorende effecten die mede de staat van het oppervlakte- en grondwater bepalen. Het betreft hier voornamelijk vermesting, verzuring, verdroging en de verspreiding van bestrijdingsmiddelen.

Een van de meest bekende gevolgen van vermesting in water is algenbloei. Vermesting of aanrijking met nutriënten hangt zeer nauw samen met het landgebruik langsheen de waterlopen. Een te hoog mestgebruik veroorzaakt immers vaak afspoeling van overtollige meststoffen naar het oppervlaktewater. Ook het grondwater kan door insijpeling van meststoffen verontreinigd geraken. Deze vorm van verontreiniging wordt echter vaak ook veroorzaakt door sterfputten of lekkende septische putten.

Verzuring is voornamelijk te wijten aan emissies van verzurende gassen, zoals zwaveldioxide (SO2), ammoniak (NH3) en stikstofoxyden (NOx). Hierdoor wordt immers niet alleen een verstoring in de samenstelling van de atmosfeer veroorzaakt. Via o.a. het hemelwater komen een deel van de verzurende componenten ook in het grond- en oppervlaktewater terecht. De effecten hiervan zijn voornamelijk waar te nemen bij matig gebufferde aquatische ecosystemen zoals vennen en meren.

Ook verdroging heeft een ingrijpende invloed op het milieu. In eerste instantie worden hierdoor vooral vegetaties bedreigd die gebonden zijn aan natte en vochtige ecosystemen. In tweede instantie kan verdroging leiden tot het verdwijnen van volledige - meestal zeldzame -ecosystemen. Niet alleen het onttrekken van grondwater ligt hiervan aan de basis, ook de steeds kleiner wordende hoeveelheid hemelwater die terug in de bodem kan infiltreren is een oorzaak van verdroging.

Tot slot is er nog de verspreiding van bestrijdingsmiddelen. Sinds de jaren 40-50 zijn bestrijdingsmiddelen intensief en ondoordacht gebruikt geweest.Vooral de eerste generatie van bestrijdingsmiddelen (waaronder DDT) werd veelvuldig toegepast, zonder enig onderzoek naar mogelijke nadelige gevolgen voor mens en omgeving. Het ongewenst voorkomen van deze biociden en ook de meer recent ingeburgerde bestrijdingsmiddelen (zoals lindaan, diuron, atrazine en simazine) in oppervlaktewater en/of waterbodem is bovendien niet alleen nefast voor de watergebonden fauna en flora, maar noopt drinkwatermaatschappijen ook tot bijkomende investeringen in de zuiveringsstappen bij de winning van drinkwater.

Omwille van de talrijke factoren die hun invloed kunnen uitoefenen op de kwaliteit en kwantiteit van het oppervlakte- en grondwater dient beleidsmatig resoluut voor een geïntegreerde aanpak te worden geopteerd. Alleen via een dergelijke manier kan definitief komaf gemaakt worden met de verdere aantasting van onze ecosystemen.


Actuele toestand


Kwaliteit oppervlaktewater

Uit de milieu-inventarisatie van het oppervlaktewater die uitgevoerd werd door het PIH in 1996 bleek dat de onderzochte waterlopen en vijvers in Mortsel sterk organisch verontreinigd waren. Er werden lage zuurstof-concentraties en een te hoog fosfaatgehalte vastgesteld. Metingen van de oppervlaktewaterkwaliteit uitgevoerd door VMM op twee plaatsen van de Koude Beek ter hoogte van Mortsel bevestigen deze resultaten. De Koude beek werd in 1997 onderverdeeld in de categorie 'zwaar verontreinigd'.

Deze slechte oppervlaktewaterkwaliteit is hoofdzakelijk het gevolg van diverse overstorten en in mindere mate van lozingen van huishoudelijk en industrieel afvalwater.

Zuiveringsgraad afvalwater

De rioleringsgraad en de zuiveringsgraad bedragen voor Mortsel nagenoeg 100% (VMM, rioleringsdatabank, 1997), waardoor Mortsel de koploper is in de provincie Antwerpen. Een deel van de riolering is aangesloten op de RWZI aan de Koude Beek, een ander deel op de RWZI aan de Schijnpoort te Antwerpen en een laatste deel van het rioolwater wordt afgevoerd naar de collector langs de Kleine Struisbeek in Edegem. Het rioolstelsel is echter quasi volledig gemengd, wat wil zeggen dat zowel het afvalwater als het hemelwater dat op straten, pleinen en daken terecht komt, wordt afgevoerd via de riolering. Hierdoor kan de RWZI langs de Koude Beek bij hevige regenval het aangevoerde water niet meer slikken. Het afvalwater komt dan ongezuiverd in de Koude Beek en de Fortloop terecht en vormt er een belangrijke bron van verontreiniging. Een aantal bedrijven lozen samen eveneens een aanzienlijke hoeveelheid afvalwater in de riolering en dragen zodoende bij tot de problematiek van de overstorten.

Verdroging en wateroverlast

Door de hoge bebouwingsgraad is een groot deel van Mortsel bedekt met verharde oppervlakken, waardoor er weinig infiltratiemogelijkheden zijn voor het hemelwater. Het afgevoerde hemelwater komt in de riolering terecht en kan zodoende het grondwater niet aanvullen. Een ander belangrijk probleem dat verdroging in de hand werkt, is de continue ontwatering via de ingegraven spoorwegbeddingen. De spoorweg Antwerpen-Brussel loopt over nagenoeg het volledige traject doorheen Mortsel ondergronds. Het grondwater wordt via een gracht langsheen de spoorweg afgevoerd en wordt tenslotte naar het Albertkanaal verpompt. De spoorweg 25B verbindt de spoorweg Antwerpen-Brussel met de spoorweg Antwerpen-Lier en is eveneens ingegraven. Het water wordt via een gracht afgevoerd naar de riolering met een constant debiet van ongeveer 40 liter per uur. Sinds de aanleg van de spoorwegen in Mortsel kwamen een aantal grachten die vroeger nog in gebruik waren, droog te staan. Tot eind 1998 werden bovendien gedurende meer dan een jaar werken uitgevoerd aan de spoorweg Antwerpen-Brussel, waarbij grondwater werd weggepompt met een debiet van ongeveer 5000 m3 per dag.

Er zijn in de gemeente 6 vergunde grondwaterwinningen met een beperkt debiet. Vanuit de gemeente worden er geen controles uitgevoerd op deze grondwaterwinningen.

In het verleden werden vele waterafvoerwegen gedempt of geblokkeerd, zowel ondergronds (bijvoorbeeld door de aanleg van ondergrondse parkings) als bovengronds. Hierdoor ontstaan geregeld problemen van wateroverlast op bepaalde plaatsen. Zo kampt de woonwijk Nieuwelei - Kaphaanlei - Boechoutselei periodiek met ondergelopen kelders, terwijl de vlakbij gelegen Koude Beek droog staat.

Het gemeentebestuur heeft ondertussen reeds verschillende maatregelen getroffen om bovenstaande problemen aan te pakken. Zo werden in 1999 middelen voorzien in de begroting om grote verharde oppervlakken waar mogelijk af te koppelen van de riolering en te voorzien met een buffertank met infiltratiesysteem. Dit werd ondermeer uitgevoerd aan het gemeentehuis. De drainagegracht langs de spoorweg 25B zal in de volgende jaren worden afgekoppeld naar de Fortloop. De gemeente beschikt daarnaast sinds 1997 over een subsidiereglement voor de opvang en het hergebruik van hemelwater. Dit reglement werd in 1999 aangevuld met een subsidie voor de aanleg van hemelwaterinfiltratiesystemen, hetzij om het teveel aan water na hemelwateropvang te infiltreren, hetzij als losstaand systeem. Bovendien werd ook de algemene bouwverordening in 1999 in deze zin aangepast.

Om het grondwaterniveau in de gemeente nauwgezet te kunnen opvolgen liet het gemeentebestuur in 1998 10 peilputten steken, verspreid over de gemeente. Uit metingen van juli 1998, uitgevoerd door het PIH, blijkt dat het niveau van de grondwatertafel op natuurlijke wijze varieert met de topografie, maar soms toch zeer laag gelegen is (tot 6,3 m diep langs spoorwegen). Uit periodieke waterpeilmetingen die door de technische dienst werden uitgevoerd tussen november 1998 en mei 1999 blijkt dat de hoogte van de grondwatertafel op natuurlijke wijze varieert met de seizoenen en de weersomstandigheden.

Kwaliteit waterbodem

In 1995 werd in samenwerking met het PIH de kwaliteit van de waterbodem van de waterlopen en vijvers in Mortsel geïnventariseerd. Op 8 monsternamepunten werden 10 parameters geanalyseerd: minerale olie, EOX en 8 zware metalen. Indien de resultaten getoetst worden aan de normen die in het - sinds 1998 van toepassing zijnde - VLAREA zijn opgenomen, blijkt dat voor geen enkel meetpunt het sediment voor alle zware metalen voldoet aan de normen om toe te passen als bodem. De ruimingsspecie mag daarom niet op de oevers gedeponeerd worden. Voor de Grensscheidingsbeek was het slib zelfs zeer zwaar verontreinigd met cadmium, koper, lood, zink en organische micropolluenten.

Ecologische waarde waterlopen

De ecologische waarde van een waterloop of wateroppervlak wordt bepaald door een aantal nauw met mekaar verbonden factoren: de waterkwaliteit, de structuurkenmerken (meandering) en het oeverbeheer annex aangrenzend landgebruik. Ook de waterkwantiteit is van essentieel belang.

De ecologische waarde van de waterlopen in Mortsel is veelal aangetast door de slechte waterkwaliteit en het feit dat de waterlopen lange perioden droog staan, afgewisseld met piekdebieten. Zowel voor de Fortloop als voor de Koude Beek zijn de structuurkenmerken voor het grootste deel van het beektraject zwak ontwikkeld. De Koude Beek werd ingebuisd bij de kruising met een aantal wegen. Bovendien wordt de ecologische waarde van deze waterloop aangetast door het onaangepast oever- en ruimingsbeheer dat door de Provincie wordt toegepast. Ten oosten van Savelkoul (langs het park) en langs de Bessemstraat heeft de Koude Beek nog een matige structuurkwaliteit. Deze beektrajecten zouden in aanmerking kunnen komen voor een herstel van de natuurlijke structuur, samen met een ecologisch verantwoord oever- en ruimingsbeheer. Doch, aangezien de beek voor een groot deel van de tijd droog staat en bij hevige regenval via het overstort op de riolering massaal water in de beek wordt geloosd, zal de ecologische waarde minimaal blijven. Ecologisch beheer van de waterlopen kan daarom niet losstaan van een doorgedreven afkoppelingsbeleid en een sanering van de overstorten.

In het GNOP wordt extra aandacht besteed aan de vallei van de Koude Beek en worden acties geformuleerd om de ecologische waarde van de beek te verhogen. Het gemeentebestuur zal ondermeer een strook van 5 meter langs de Fortloop aankopen om het ontstaan van een beekbegeleidende vegetatie en het vrij meanderen van de waterloop mogelijk te maken.


Beleidskader


VLAREM II

Alle oppervlaktewateren dienen sinds 1 juli 1995 te voldoen aan de Vlaamse basiskwaliteitsnormen zoals ze werden bepaald in bijlage 2.3.1. van VLAREM II.

Het bevat in de bijlages 2.3.2. t.e.m. 2.3.5. ook bijzondere kwaliteitsnormen voor oppervlaktewateren met een specifieke bestemming. Deze bestemmingen werden toegekend in een besluit van 8 december 1998 van de Vlaamse regering, maar gelden niet voor waterlopen op het grondgebied van Mortsel.

Naast de talrijke emissienormen voor ingedeelde inrichtingen zijn er in VLAREM II ook verplichtingen en normen opgenomen voor de lozing van huishoudelijk afvalwater. Zo zijn aan het rechtstreeks lozen van huishoudelijk afvalwater in oppervlaktewater strikte normen verbonden. Hieraan kan praktisch uitsluitend voldaan worden door het plaatsen van een septische put of - nog beter - een kleinschalige waterzuiveringsinstallatie. Verder worden er de diverse zuiveringszones (zones A, B en C) in gedefinieerd die van essentieel belang zijn voor het gemeentelijk rioleringsbeleid.

Sinds 1999 is ook de grondwatervergunning geïntegreerd in de milieuvergunning. De meeste bepalingen van het Grondwaterdecreet werden hierbij opgeheven.

Wetgeving onbevaarbare waterlopen

De gemeentebesturen zijn verantwoordelijk voor het beheer van de onbevaarbare waterlopen van derde categorie. Dit houdt o.a. de ruimings-, onderhouds- en herstellingswerkzaamheden in.

VLAREA

Sinds 1 juni 1998 worden voor de eventuele deponering van ruimingsslib de normen gehanteerd uit het VLAREA. Dit normenpakket is echter heel wat uitgebreider en strenger dan de normen die men gebruikt in het kader van het bodemsaneringsdecreet.

Geruimd slib dat niet voldoet aan de VLAREA-voorwaarden voor gebruik als bodem en derhalve niet op de oever gedeponeerd mag worden, dient afgevoerd te worden. Eventueel kan het - in functie van de analyseresultaten - in aanmerking komen als secundaire grondstof.

Mestdecreet

Het Mestdecreet heeft tot doel het leefmilieu te beschermen tegen de verontreiniging ten gevolge van de productie en het gebruik van meststoffen bij land- en tuinbouwactiviteiten. Het is een zeer ingewikkelde wetgeving die tracht in te grijpen op de negatieve gevolgen van de vermesting op de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. Zo worden voor o.a. waterwingebieden, valleigebieden en ecologisch waardevolle gebieden strengere bepalingen opgenomen.

Bijkomende gemeentelijke bevoegdheden

De mogelijkheden tot gemeentelijke verordeningen op het vlak van oppervlaktewater- en grondwaterverontreiniging zijn door de uitvaardiging van de hierboven opgesomde decreten tot een absoluut minimum herleid.

Wel dienen de gemeenten op hun grondgebied in te staan voor het rioleringsnet dat aangesloten kan worden op het net van prioritaire rioleringen. Belangrijk hierbij is het feit dat sinds 1996 de aanleg van niet-prioritaire rioleringen door het Vlaams Gewest gesubsidieerd kan worden. Aan deze subsidiëring zijn sinds het besluit van de Vlaamse regering van 23 maart 1999 wel een aantal voorwaarden verbonden. Zo dient de gemeente te beschikken over een subsidiereglement inzake hemelwateropvang en/of infiltratievoorzieningen, een bouwverordening bij nieuwbouw en vernieuwbouw inzake hemelwateropvang en/of infiltratievoorzieningen en een verordening inzake de de gescheiden afvoer van hemelwater en afvalwater bij nieuwbouw en vernieuwbouw.


Prioritaire beleidslijnen


Het gemeentebestuur zal in de komende jaren in haar waterbeleid resoluut kiezen voor een integrale aanpak en daartoe de volgende stappen ondernemen:


Knelpunten


WA.1 het ontbreken van een integrale benadering van het waterbeleid
WA.2 onvoldoende recente gegevens
WA.3 slechte oppervlaktewaterkwaliteit
WA.4 verstoring van de waterhuishouding
WA.5 slechte slibkwaliteit
WA.6 slechte structuurkwaliteit door onaangepast ruimings- en oeverbeheer

Aanpak knelpunten


Knelpunt WA.1

Naast een vertegenwoordiging in het bekkencomité en/of het ambtelijk overlegorgaan van het Beneden-Scheldebekken, is er nood aan een meer directe samenwerking met de andere betrokkenen, waaronder de buurgemeenten, om het beheer van de waterlopen concreet uit te werken. Zo is ondermeer een goede samenwerking met de gemeente Boechout noodzakelijk inzake het beheer van de Koude Beek. Ook de samenwerking op vlak van waterbeheer tussen en binnen de diverse gemeentelijke diensten kan beter gecoördineerd worden.

Het gemeentebestuur zal...

WA.1.a1 een 'Aanstiplijst integraal waterbeheer' opstellen met criteria waaraan alle gemeentelijke projecten en beslissingen inzake waterbeheer getoetst moeten worden.
WA.1.a2 de ambtenaren in de verschillende gemeentediensten die op een of andere manier betrokken zijn bij het waterbeheer, opleidingen laten volgen inzake de verschillende aspecten van integraal waterbeheer.

Het gemeentebestuur verzoekt...

WA.1.i1 de afdeling water van AMINAL om binnen het bekkencomité van het Benedenscheldebekken een structuur uit te bouwen waarin ook op kleine schaal en bij concrete problemen overleg mogelijk is tussen de verschillende betrokkenen.
WA.1.i2 de Provincie Antwerpen bij het beheer van de waterlopen oog te hebben voor de principes van integraal waterbeheer.
WA.1.i3 de gemeenten Boechout, Hove en Borsbeek om in overleg met de gemeente Mortsel het beheer van de Koude Beek concreet uit te werken met het oog op de verbetering van de waterkwaliteit en de bescherming en/of het herstel van de natuurwaarden.

 

Knelpunt WA.2

De gemeente heeft geen duidelijk beeld van de huidige oppervlaktewaterkwaliteit en het effect van de reeds gedane investeringen op vlak van waterzuivering en riolering.

Het gemeentebestuur zal...

WA.2.a1 budgetten voorzien om periodiek metingen uit te voeren van de oppervlaktewaterkwaliteit (aanvullend op de meetpunten van VMM). Deze gegevens zullen opgenomen worden in een inventaris en periodiek aangevuld worden met nieuwe metingen.

 

Knelpunt WA.3

De oppervlaktewaterkwaliteit van de waterlopen en de vijvers in Mortsel bleek in het verleden slecht tot zeer slecht. Diverse overstorten op de riolering vormen hier ondermeer de oorzaak van.

Het gemeentebestuur zal....

WA.3.a1 een 'Totaal Afkoppelings Plan' opstellen en vervolgens uitvoeren. Dit plan zal een aanvulling zijn op het TRP, met de uitwerking van een stapsgewijze invoering van een gescheiden rioolstelsel voor bestaande gebouwen en een maximale afkoppeling van hemelwater dat op grote verharde oppervlakken terecht komt en van grachten en overlopen die tot op heden in de riolering uitmonden. Dit zal gebeuren conform de codes van goede praktijk van VMM.
WA.3.a2 een geïntegreerde gemeentelijke verordening opmaken, op basis van het VMM-model, waarin zowel de lozing van huishoudelijk afvalwater, de aansluiting op openbare riolering, als de afkoppeling van hemelwater worden gereglementeerd.
WA.3.a3 via een bouwverordening bij nieuwe woningen een gescheiden afvoer van enerzijds afvalwater en anderzijds hemelwater opleggen, ongeacht de aard van de al dan niet aanwezige riolering.
WA.3.a4 via voorwaarden in vergunningen de aanleg van doorlaatbare verhardingen en/of infiltratiesystemen opleggen. In tweede instantie zal ook de afkoppeling van hemelwater dat op daken of verharde oppervlakken terecht komt, oplegd worden.
WA.3.a5 de bestaande gemeentelijke overstorten saneren door bijvoorbeeld overstortbekkens of verbeterde overstorten aan te leggen in samenwerking met de provinciale dienst waterbeleid. (in het PMBP worden hiervoor subsidies voorzien).
WA.3.a6 een striktere controle uitvoeren op zowel illegale als vergunde lozingen conform de bepalingen opgenomen in het VLAREM.
WA.3.a7 uitgaande van de inventaris van lozingen en overstorten de nodige maatregelen nemen en voorwaarden in vergunningen opleggen met als doel op termijn .de lozing van zowel huishoudelijk als bedrijfsafvalwater in de oppervlaktewateren op het grondgebied van Mortsel volledig stop te zetten.

Het gemeentebestuur verzoekt...

WA.3.i1 de gemeenten Hove, Boechout en Borsbeek de nodige maatregelen te nemen om de oppervlaktewaterkwaliteit van de Koude Beek te verbeteren.

 

Knelpunt WA.4

De hoge bebouwingsgraad, het volledig gemengd rioolstelsel en het continu wegdraineren van grote hoeveelheden grondwater ter hoogte van de ingegraven spoorwegbeddingen werken verdroging in de hand. Anderzijds beschikt Mortsel slechts over een beperkt aantal waterlopen en grachten, waardoor de afvoer van hemelwater naar het oppervlaktewater wordt verhinderd en er zich periodiek problemen van wateroverlast voordoen in bepaalde gebieden. De invoering van een gescheiden riolering dient dan ook gekoppeld te worden aan een maximale infiltratie van het hemelwater.

Het gemeentebestuur zal...

WA.4.a1 het grondwaterniveau ook in de toekomst nauwgezet blijven opvolgen via het bestaande peilputtennetwerk. Een jaarlijkse evaluatie van de verdrogingstoestand zal worden opgenomen in het milieujaarprogramma.
WA.4.a2 regelmatige controles uitvoeren op zowel legale als illegale grondwaterwinningen conform de bepalingen in het VLAREM.
WA.4.a3 een inventaris opmaken van de vergunningen voor grondwaterwinningen waarvoor de gemeente bevoegd is, aangevuld met de gezinnen en/of gemeenschappen die over een grondwaterwinning beschikken.
WA.4.a4 aanvullend op het het 'Totaal Afkoppelings Plan' (zie actie WA.3.a1) de infiltratiemogelijkheden voor hemelwater verhogen door ondermeer het verminderen van de hoeveelheid verhard oppervlak, aangepaste verhardingen, het creëren van kleine open infiltratiebekkens, ...
WA.4.a5 in bouw- en verkavelingsvergunningen een maximum percentage verhard oppervlak opleggen.
WA.4.a6 de mogelijkheid onderzoeken voor het uitvaardigen van een belastingsreglement voor het heffen van een belasting op verharde oppervlakken. Deze maatregel dient in de eerste plaats gericht te zijn op de eigenaars van grote verharde oppervlakken (parkings en zeer grote gebouwen) en is bedoeld om de afkoppeling van hemelwatert te stimuleren
WA.4.a7 natuurlijke overstromingszones (winterbeddingen) behouden en waar mogelijk herstellen. Dit kan o.a. door het opleggen van minimale bouwafstanden, het voorbehouden van de oeverzones als buffer- of groenzones langs de waterloop, het aankopen van oeverstroken, beheersovereenkomsten met landbouwers, ...
WA.4.a8 een inventaris opmaken van de bestaande grachten en op basis van deze inventaris en het 'Totaal Afkoppelings Plan' (zie actie WA.3.a1) waar mogelijk het grachtenstelsel herwaarderen conform de 'Code van goede praktijk voor de herwaardering van grachtenstelsels' van VMM.
WA.4.a9 in het kader van het 'Totaal Afkoppelings Plan' (zie actie WA.3.a1) de mogelijkheid onderzoeken om hemelwater te bergen op privé-domein, eventueel gekoppeld aan een geldelijke tegemoetkoming. Hiertoe zal een inventaris opgemaakt worden van plaatsen (leegstaande vijvers, grachten, ...) die hiervoor in aanmerking kunnen komen.
WA.4.a10 de drainagegracht langs de spoorweg 25B afkoppelen van de riolering en afleiden naar de Fortloop en/of de vijver van Fort 4.

zie ook acties WA.3.a1, WA.3.a2, WA.3.a3, WA.3.a4, DW.2.i1

Het gemeentebestuur verzoekt...

WA.4.i1 de NMBS om een hydrogeologische studie uit te voeren ter hoogte van de ondergrondse spoorwegbeddingen met het oog op het zoeken van een oplossing waarbij de waterhuishouding in de omgeving zo weinig mogelijk wordt verstoord. Hierbij dienen eveneens de mogelijkheden voor infiltratie van het gedraineerde grondwater te worden nagegaan. Het gemeentebestuur wil nauw betrokken bij deze studie en de keuze voor een oplossing.

 

Knelpunt WA.5

Het sediment van de waterlopen in Mortsel is verontreinigd en mag conform het VLAREA niet op de oevers gedeponeerd worden na ruiming. Vooral het sediment van de vroegere Grensscheidingsbeek dient dringend gesaneerd te worden.

Het gemeentebestuur zal...

WA.5.a1 op basis van de analyseresultaten van de slibinventarisatie van 1995 en uit bezorgdheid voor de invloed van de vastgestelde verontreiniging op het milieu en de volksgezondheid, een oriënterend bodemonderzoek laten uitvoeren ter hoogte van de bedding van de vroegere Grensscheidingsbeek en de aangrenzende gronden.

Het gemeentebestuur verzoekt...

WA.5.i1 de Provincie Antwerpen en het Vlaams Gewest met aandrang een oplossing te zoeken voor het slibruimingsprobleem in het algemeen en meer bepaald voor de waterlopen waarvoor ze zelf bevoegd zijn.
WA.5.i2 OVAM om aandacht en prioriteit te geven aan de verontreiniging van de vroegere bedding van de Grensscheidingsbeek.

 

Knelpunt WA.6

De natuurlijke structuur van de waterlopen in Mortsel is grotendeels vernietigd, o.a. door een nog niet aan recente inzichten aangepast ruimings- en oeverbeheer dat wordt toegepast door de bevoegde provinciale diensten. Een herstelling van de natuurlijke beekstructuur dient echter gekoppeld te worden aan een doorgedreven afkoppelingsbeleid en andere maatregelen om piekdebieten te vermijden.

Het gemeentebestuur zal...

WA.6.a1 aanvullend op het 'Totaal Afkoppelings Plan' (zie actie WA.3.a1) een onderzoek doen naar de mogelijkheden om piekdebieten in de waterlopen op te vangen en bij langdurige droogte steeds een minimale waterstand te verzekeren.
WA.6.a2 enkele (potentieel) waardevolle beektrajecten selecteren om er via proefprojecten de natuurlijke structuur te herstellen (bv. via hermeandering) en/of te beschermen.
WA.6.a3 dempingen, inbuizingen of rechttrekkingen van grachten en beken waar mogelijk vermijden en alternatieven in overweging nemen die geen schade toebrengen aan de natuurlijke structuur van de waterloop.

Het gemeentebestuur verzoekt...

WA.6.i1 de Provincie Antwerpen over te schakelen op een natuurgericht oever- en ruimingsbeheer conform het Vademecum met betrekking tot het natuurvriendelijk inrichten van wegen en waterlopen, opgesteld door de werkgroep 'Milieutechnische natuurbouw' en zoals opgenomen in het PMBP, actie 4-21en actie 4-23.
WA.6.i2 de Provincie Antwerpen het bestuur meer te betrekken bij het beheer van de waterlopen van 2 de categorie.

-

[Adviesgroep Gemeentelijk Milieubeleidsplan] - [Home]

laatste wijziging: 20/10/04